e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

Gevonden: 5095
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwarte koe met geheel witte kop witkop: wetkǫp (Bocholt) [N 3A, 130a] I-11
zwarte koe met witte kop en zwarte vlekken om de ogen witkop: wetkǫp (Bocholt) [N 3A, 130b] I-11
zwarte kraai, kraai kraai: krej (Bocholt), kreͅj (Bocholt) kraai [ZND 01 (1922)] III-4-1
zwarte nachtschade hondsbeer: hònsbiêr (Bocholt), nachtschade: naxšāi̯ (Bocholt) nachtschade, zwarte — || Solanum nigrum L. subsp. nigrum. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in moestuinen en open bermen met witte stervormige bloempjes en giftige zaden in de vorm van zwarte (rijpe) of groene tot gele (onrijpe) bessen of bolletjes. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 5 tot 60 cm. Het type wiemelen is een variant van ɛwiemerenɛ, uit ɛwijn-berenɛ, "aalbessen". Bij tinkruid wordt opgemerkt: "men schuurt er tin mee". [JG 1a, 1b, 2c; A 43, 10; A 60A, 69; monogr.] I-5, III-4-3
zwavelstok solferstekje: soͅlfərstɛkskə (Bocholt), zwavelstekje: zwivəlstɛkskə (Bocholt) zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)] III-2-1
zweefmolen kettingmolen: [Met afbeelding pag. 88].  kètt`ngmuuële (Bocholt) Draaimolen (stoeltjes opgehangen aan kettingen). III-3-2
zweep gesel: gęi̯.sǝl (Bocholt), klatsoor: klatsur (Bocholt), zweep: zweep (Bocholt) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zweep van de koeherder gesel: gē̜i̯sǝl (Bocholt) Zweep om bijvoorbeeld de koeien naar de stal te brengen. [N 18, 146] I-11
zweer zweer: zwaeër (Bocholt) Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 107 (2001)] III-1-2
zweet zweet: zweͅit (Bocholt) zweet [N 10 (1961)] III-1-2