33138 |
breeddorser |
breeddorser:
bręi̯dǫrsǝr (L317p Bocholt)
|
Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
18786 |
breien |
strikken:
kousen strikken (L317p Bocholt)
|
Kousen breien. [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
18787 |
breinaald |
strikijzer:
strikiezers (L317p Bocholt)
|
Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
24475 |
brem |
brem:
bröm (L317p Bocholt),
-
brum (L317p Bocholt)
|
brem || brem: lage heester met gele zijstandige bloemen, die in de heide of ok langs spoorbanen groeit; fr. genêt; lat. genista [ZND 32 (1939)]
III-4-3
|
17804 |
brengen |
brengen:
breŋən (L317p Bocholt)
|
brengen [ZND m]
III-1-2
|
18392 |
bretel |
bretel (<fr.):
bretellen (L317p Bocholt),
help:
helpe (L317p Bocholt),
helpen (L317p Bocholt)
|
bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)] || draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)]
III-1-3
|
18099 |
breuk |
hij is gebroken:
hei is gebroeken (L317p Bocholt)
|
hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
33752 |
breukhengst |
gebroken hengst:
gǝbrūkǝn hęŋst (L317p Bocholt)
|
Een hengst waarbij door het castreren een darmuitstulping optreedt. [N 8, 61c]
I-9
|
21250 |
brief |
brief:
brēf (L317p Bocholt),
brê:v (L317p Bocholt)
|
brief [RND], [ZND m]
III-3-1
|
33840 |
briesen |
spruisen:
spru.sǝ (L317p Bocholt)
|
Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5]
I-9
|