18540 |
broek met split |
fluitjesboks:
fluitjesbooks (L317p Bocholt)
|
broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18197 |
broek: algemeen |
boks:
boks (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt),
books (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt),
bŏks (L317p Bocholt),
Lange -. Korte -.
boks (L317p Bocholt),
hose (du.):
hūəzə (L317p Bocholt)
|
broek [ZND 22 (1936)] || broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broek. Kent uw dialect een ander woord voor "broek"? [ZND 47 (1950)] || hozen (broek) [ZND m]
III-1-3
|
18423 |
broekspijp |
boksenpijp:
boksepiēp (L317p Bocholt),
pijp:
piepe (L317p Bocholt)
|
Hoe noemt U de pijp van een broek? [N 62 (1973)] || pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18309 |
broeksriem |
band:
(boks)}band (L317p Bocholt),
boksband:
(boks)}band (L317p Bocholt),
boksenriem:
booksereem (L317p Bocholt),
boksriem:
boksreem (L317p Bocholt)
|
band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] || draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)]
III-1-3
|
18551 |
broekzak achter |
achterste maal:
achterste maal (L317p Bocholt)
|
zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18549 |
broekzak opzij |
boksenmaal:
booksemaal (L317p Bocholt)
|
broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20335 |
broer |
broer:
broor (L317p Bocholt),
1a-m; 4, 33; 5, 70a; 11, a1
bróór (L317p Bocholt)
|
broeder (familielid) [ZND 01 (1922)] || broeder; dat is zijn broeder [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
33900 |
brokkelhoef |
sprokkelhoef:
sprǫkǝlhōf (L317p Bocholt),
sprokvoet:
sprǫkvōt (L317p Bocholt)
|
Een hoef met wanden die zeer bros zijn en gemakkelijk afbrokkelen. In de hoornwand zijn kloven. Als het paard moet beslagen worden, is het moeilijk de ijzers goed vast te nagelen. [N 8, 90u]
I-9
|
24307 |
brommen, zoemen van een insect |
gonzen:
goͅnzən (L317p Bocholt)
|
gonzen [ZND m]
III-4-2
|
21603 |
brompot |
grommelpot:
eine grommelpot (L317p Bocholt)
|
Hoe heet iemand die zijn kwade luim toont met binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|