e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

Gevonden: 5095
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broodkorst zijkorst: zikǫrst (Bocholt) De broodkorst aan de beide uiteinden van het brood. [N 29, 55; monogr.] II-1
broodmes broodmes: brū(ə)tsmɛs (Bocholt), broodsmes: brudsmɛs (Bocholt) mes waarmee brood wordt gesneden [N 20 (zj)] III-2-1
broodoven broodoven: brūtūvǝ (Bocholt), oven: hū.vǝn (Bocholt), hūǝvǝ (Bocholt) De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.] II-1
broodpap broodpap: Syst. Frings  brūtpap (Bocholt) Pap met stukjes roggebrood (pap met vuurstenen?) [N 16 (1962)] III-2-3
broodrek broodsrek: brūtsrɛk (Bocholt) De houten stellage waarop het brood wordt weggezet. De woordtypen "broodkar", "broodwagen", "moeldedek", wijzen op het gebruik van iets anders dan een houten stellage of plank om het brood op neer te leggen. [N 29, 53] II-1
broodslot slot: slūt (Bocholt) De plaats waarde uiteinden van de opgerolde deegplak over elkaar vallen. [N 29, 56; monogr.] II-1
brouwen bier maken: bēr mākǝn (Bocholt), brouwen: brouwen (Bocholt) Bier bereiden. Quicke (pag. 72) geeft de volgende omschrijving: "Van bier, het mout beslaan, het wort klaren, hoppen en koken; bier vervaardigen. [S 5; L 1a-m; L 22, 27a; monogr.] II-2
brouwer brouwer: brǫwǝr (Bocholt) De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.] II-2
brouwerij brouwerij: brǫwǝri (Bocholt) De plaats of het bedrijf waar men bier brouwt. In dit lemma zijn niet opgenomen de woorden die verwijzen naar een specifiek bedrijfsgebouw binnen de brouwerij. Zie daarvoor de lemmata ''mouterij, brouwhuis'', etc. Volgens de zegslieden uit Q 78 en Q 196 werd de term "panhuis" vroeger gebruikt, maar werd hij inmiddels vervangen door "brouwerij". Ook de invuller uit Q 188 vermeldt dat hij de term "panhuis" slechts uit oude archieven kent. [L 22, 27b; L 1u, 26;monogr.] II-2
brug brug: brug (Bocholt), brøk (Bocholt), brø͂ͅg (Bocholt) brug [RND], [ZND m] || een houten brug [ZND 22 (1936)] III-3-1