e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

Gevonden: 5095
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de kerkgang uitzegenen uitzegenen: oetzeigene (Bocholt) Het "uitzegenen"bij gelegenheid van de kerkgang [oeszeëne?]. [N 96B (1989)] III-3-3
de kruisweg bidden de kruisweg beden: kruusweg beije (Bocholt) De kruisweg bidden (in de vastentijd, op Goede Vrijdag, na n begrafenis) [de kruutswèèg bèèje, de statioeëne beëne?]. [N 96B (1989)] III-3-3
de laatste voor ploegen (de voor) uitploegen: ūt[ploegen] (Bocholt) De laatste voor van het grote middendeel van een akker die men ploegde, kan op twee manieren worden afgewerkt. Als men een greppel wil laten ontstaan in verband met de waterafvoer (op lage gronden), dan ploegt men de laatste voor iets dieper dan de overige. Wil men daarentegen geen greppel overhouden, dan ploegt men de laatste voor ondiep uit en sleept men ze vervolgens dicht. De termen die in dit lemma onder A. zijn vermeld, werden opgegeven n.a.v. de vraag naar "de diepe middenvoor afwerken". Sommige ervan lijken ook bruikbaar voor het ploegen van de laatste voor in het algemeen. De onder B. opgenomen termen betreffen het ploegen van de laatste voor aan de zijkant(en). [N 11, 62; N 11A, 119e + 121e; div.; monogr.] I-1
de mei vieren meien: mei-je (Bocholt, ... ) [I.] Versierde den plaatsen op dak van nieuwbouw. || de tractatie bij het plaatsen van die tak of vlag [N 112 (2006)] III-3-2
de melk inhouden ophouden: ǫphawǝ (Bocholt) Tijdens het melken plotseling geen melk meer geven, gezegd van de koe. [N 3A, 69; monogr.] I-11
de melk laten lopen (de melk) laten lopen: lãtǝ lǭu̯pǝ (Bocholt) De melk uit de spenen laten vloeien. [N 3A, 70] I-11
de merrie bij de hengst brengen hengsten: heŋstǝ (Bocholt) [N 8, 43a en 43b] I-9
de merrie dekken dekken: dękǝ (Bocholt) Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b] I-9
de merrie is niet drachtig (ze is) herlopen: hɛrlø̜̄i̯pǝ (Bocholt), kween: kwęǝn (Bocholt), niet vol: ni ˲vǫl (Bocholt) [N 8, 48 en 49] I-9
de mis dienen de mis dienen: mes deene (Bocholt) De mis dienen [diene, de mès deene?]. [N 96B (1989)] III-3-3