23698 |
de kerkgang uitzegenen |
uitzegenen:
oetzeigene (L317p Bocholt)
|
Het "uitzegenen"bij gelegenheid van de kerkgang [oeszeëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23687 |
de kruisweg bidden |
de kruisweg beden:
kruusweg beije (L317p Bocholt)
|
De kruisweg bidden (in de vastentijd, op Goede Vrijdag, na n begrafenis) [de kruutswèèg bèèje, de statioeëne beëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32732 |
de laatste voor ploegen |
(de voor) uitploegen:
ūt[ploegen] (L317p Bocholt)
|
De laatste voor van het grote middendeel van een akker die men ploegde, kan op twee manieren worden afgewerkt. Als men een greppel wil laten ontstaan in verband met de waterafvoer (op lage gronden), dan ploegt men de laatste voor iets dieper dan de overige. Wil men daarentegen geen greppel overhouden, dan ploegt men de laatste voor ondiep uit en sleept men ze vervolgens dicht. De termen die in dit lemma onder A. zijn vermeld, werden opgegeven n.a.v. de vraag naar "de diepe middenvoor afwerken". Sommige ervan lijken ook bruikbaar voor het ploegen van de laatste voor in het algemeen. De onder B. opgenomen termen betreffen het ploegen van de laatste voor aan de zijkant(en). [N 11, 62; N 11A, 119e + 121e; div.; monogr.]
I-1
|
22538 |
de mei vieren |
meien:
mei-je (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt)
|
[I.] Versierde den plaatsen op dak van nieuwbouw. || de tractatie bij het plaatsen van die tak of vlag [N 112 (2006)]
III-3-2
|
34230 |
de melk inhouden |
ophouden:
ǫphawǝ (L317p Bocholt)
|
Tijdens het melken plotseling geen melk meer geven, gezegd van de koe. [N 3A, 69; monogr.]
I-11
|
34231 |
de melk laten lopen |
(de melk) laten lopen:
lãtǝ lǭu̯pǝ (L317p Bocholt)
|
De melk uit de spenen laten vloeien. [N 3A, 70]
I-11
|
33869 |
de merrie bij de hengst brengen |
hengsten:
heŋstǝ (L317p Bocholt)
|
[N 8, 43a en 43b]
I-9
|
33870 |
de merrie dekken |
dekken:
dękǝ (L317p Bocholt)
|
Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b]
I-9
|
33872 |
de merrie is niet drachtig |
(ze is) herlopen:
hɛrlø̜̄i̯pǝ (L317p Bocholt),
kween:
kwęǝn (L317p Bocholt),
niet vol:
ni ˲vǫl (L317p Bocholt)
|
[N 8, 48 en 49]
I-9
|
23550 |
de mis dienen |
de mis dienen:
mes deene (L317p Bocholt)
|
De mis dienen [diene, de mès deene?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|