e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q211p plaats=Bocholtz

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruipend ongedierte wormen en rupsen: Veldeke  wörm en roepsje (Bocholtz) wormachtig en kruipend gedierte [N 26 (1964)] III-4-2
kruiplanken breder: brę ̞dǝr (Bocholtz) De planken waarmee de weg belegd is die de verbinding vormt tussen de plaats waar de klei bereid wordt en de vormtafel. In Q 17 gebruikte men een oprit naar de vormtafel. Over deze brits (britē) leidde de modderkruier zijn kruiwagen om de bereide klei bovenop de vormtafel te storten - Geuskens, pag. 56. [monogr.] II-8
kruis kruis: krȳts (Bocholtz) Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] I-11
kruisarmen van het spoorwiel speken: špēxǝ (Bocholtz) De vier gekruiste balken midden in het spoorwiel van de rosmolen. [N D, 27] II-3
kruisbeeld kruis: kruts (Bocholtz), kruuts (Bocholtz) Een kruisbeeld, het geheel van kruis en de eraan gehechte Christusfiguur. [N 96B (1989)] || Kruisbeeld [slivvenier, kruus, kruussefiks]. [N 06 (1960)] III-3-3
kruisbeen kruisbeen: krȳtsbēn (Bocholtz) Heiligbeen, os sacrum; één der beenderen van het bekken. Het is een driehoekig beenstuk, ontstaan uit de vergroeiing van vijf wervels. [N 3A, 110a] I-11
kruisbes kroezel: Stachelbeere  kr‧øšəl (Bocholtz) kruisbes I-7
kruisdagen kruisdagen: de krütsdaag (Bocholtz) De drie dagen vóór Hemelvaartsdag, de kruisdagen [krütsdaag, kruusdaog]. [N 96C (1989)] III-3-3
kruisprocessie kruisbronk: de krützbroonk (Bocholtz), kruisprocessie (<lat.): krutsproͅsɛsi. (Bocholtz) De processie die tijdens de kruisdagen gehouden wordt voor een goede oogst, de kruisprocessie . [N 96C (1989)] || kruisen [RND] III-3-3
kruisspin kruisspin: Veldeke  kruutssjpin (Bocholtz) kruisspin, spin met wit kruis op de rug die radvormig web maakt [N 26 (1964)] III-4-2