e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q211p plaats=Bocholtz

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
marialied muttergottesliedje (<du.): moddergaodeslidje (Bocholtz) Een Marialied. [N 96B (1989)] III-3-3
markt markt: māt (Bocholtz) markt [RND] III-3-1
marmeren beeld beeld: e marmere bild (Bocholtz) Marmeren beeld. [N 06 (1960)] III-3-2
masturberen (-) aftrekken: aaftrekke (Bocholtz), aftrekke (Bocholtz), (-) wiksen: wiekse (Bocholtz), afroepen: aafroepe (Bocholtz, ... ), aftrekken: aaftrekke (Bocholtz), aftrekke (Bocholtz), wiksen: wiekse (Bocholtz) onanie plegen, zichzelf bevlekken [zn eige aftrekke, afspelen] [N 10c (1961)], [N 10C (1995)], [N 10C (zj)] III-2-2
mathaak haak: hǭk (Bocholtz), zichtehaak: zitǝhǭk (Bocholtz) Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2] I-4
matrozenpakje matrozenpakje: Veldeke  matrozepäksje (Bocholtz) matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)] III-1-3
mattenklopper mattenklopper: matəkløpər (Bocholtz) mattenklopper [DC 15 (1947)] III-2-1
mayonaise mayonaise: màjjənéés (Bocholtz) mayonaise [RND] III-2-3
mazelen reule: reule (Bocholtz) Hoe noemt men de besmettelijke kinderziekte waarbij de huid vele kleine rode vlekjes vertoont (Nederl. mazelen)? [DC 25 (1954)] III-1-2
meel meel: m ę ̞ǝl (Bocholtz) Het gemalen, maar nog niet bewerkte graan. Het woordtype boulté, het voltooid deelwoord van het Waalse ɛboulterɛ, ɛbouleterɛ, ø̄builenø̄, duidt er mogelijkerwijs op dat het graan in de genoemde plaatsen al een bepaalde bewerking heeft ondergaan. Zie ook het lemma ɛgemalen, niet gezuiverd graanɛ in wld II.1, pag. 85.' [Wi 53; JG 1a; JG 1b; l monogr.; N O, 37b; Sche 49; Sche 55; Vds 144; Vds 145; Vds 159; Jan 151; Jan 167; Jan 242; Coe 152; Coe 217; Grof 153; Grof 176; monogr.; Vld; Jan 9; Jan 10; Jan 11; Jan 14; Coe 9; Coe 14; N O, 24a; A 42A, 40; N D, 23; A 42A, 36 add.; N O, 19b] II-3