e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q211p plaats=Bocholtz

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
miskleren miskleren: mèskleijer (Bocholtz) De misgewaden, miskleren [miskleer, mèskleijer, getuug?]. [N 96B (1989)] III-3-3
missaal misboek: misboog (Bocholtz), missaal: missaal (Bocholtz) Een kerkboek waarin de misgebeden zijn opgenomen [misboek, mèsbook, mèssebook, missaal?]. [N 96B (1989)] III-3-3
missie missie (<fr.): missie (Bocholtz) Een meerdaagse reeks preken, gebedsoefeningen e.d. die eens in de 10 jaar in de parochie werd gehouden ter heropwekking en verdieping van het geloof en ter bekering van zondaars [missie, volksmissie?]. [N 96B (1989)] III-3-3
misweek misweek: mèswèèch (Bocholtz) Een misweek. [N 96B (1989)] III-3-3
miswijn miswijn: mèswien (Bocholtz) De miswijn [mèswien?]. [N 96B (1989)] III-3-3
modderkar schubkarre: šupkār (Bocholtz) De kruiwagen of kar waarmee de bereide klei naar de vormtafel wordt vervoerd. [N 98, 72; monogr.] II-8
moe moe: mö.yj (Bocholtz) moe [RND] III-1-2
moeder mam: mam (Bocholtz), moeder: modder (Bocholtz, ... ) (moeder;) Hoe wordt de moeder door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || moeder [DC 03 (1934)] III-2-2
moeder-overste overste: överjste (Bocholtz) De moeder(overste) in een vrouwenklooster [mameer, moederover-ste, opperste, maer]. [N 96D (1989)] III-3-3
moeilijk vooruitkomen strompelen: sjtrumpele (Bocholtz) lopen: moeilijk vooruit komen [stachele] [N 10 (1961)] III-1-2