e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q211p plaats=Bocholtz

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omheining van takken tuinheg: tsȳnhęk (Bocholtz) Omheining van een erf of een stuk land, gevlochten van takken. [A 25, 4b; monogr.] I-8
omslagdoek (alg.) doek: dooch (Bocholtz), plag: plak (Bocholtz) schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)] III-1-3
omslagdoek onder mantel of jak sjaaltje: scheltje (Bocholtz) omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)] III-1-3
omslagdoek over mantel of jak doek: dooch (Bocholtz), plag: plak (Bocholtz) omslagdoek die over mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)] III-1-3
omweiden omweiden: ømwɛi̯jǝ (Bocholtz) Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.] I-11
ondergoed ondergoed: oongerjoot (Bocholtz) ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)] III-1-3
ondergronden, woelen ondergronden: oŋǝrjrondǝ (Bocholtz) Met een aparte ploeg of met een aan de gewone ploeg bevestigde schaar, klauw of haak de zool, harde laag of bank onder (in) de voor breken of openrakelen. [N 11, 46; N27, 13b] I-1
onderhaam onderhaam: ǫŋǝrhām (Bocholtz) Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.] I-10
onderhemd onderhemd: oongerhemp (Bocholtz) onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)] III-1-3
onderjurk onderrok: oongerrok (Bocholtz) onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)] III-1-3