e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q211p plaats=Bocholtz

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sluitspier van de aars rand van het votlok: rank van et votlooch (Bocholtz) spier die de aarsopening sluit [rem] [N 10c (1961)] III-1-1
smaak geschmack (du.): jesjmak (Bocholtz), smaak: sjmaach (Bocholtz) smaak: het spek heeft een ranzige smaak [N 10 (1961)] || smaak: mijn smaak is bedorven door die rotte appel [N 10 (1961)] III-1-1
smalle buikriem buikzeel: būx˲zēl (Bocholtz) Riem of ketting die onder de buik van het paard doorloopt en beide strengen verbindt. Vergelijk ook lemma Brede Buikriem. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 61] I-10
snede van het blad van de zeis snit: šnit (Bocholtz) De scherpe snijdende binnenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 4. Bedoeld is hier de algemene benaming voor de snijkant van de zeis. In sommige gebieden, met name in enkele dorpen tussen het waat-gebied (in het noorden van Belgisch Limburg) en het snede-gebied (in het zuiden ervan) wordt onderscheid gemaakt tussen de eigenlijke snede en het haarpad: de smalle rand die bij het haren op het zeisblad wordt geslagen en waarvan de snede het uiteinde vormt. Zie voor deze laatste het volgende lemma: ''haardpad''. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in gebracht.' [N 18, 68d; JG 1a, 1b, 2c; add. uit N 17, 100; monogr.] I-3
sneeuwen sneeuwen: sjniə (Bocholtz) sneeuwen [DC 03 (1934)] III-4-4
sneeuwman sneeuwman: sjneimaan (Bocholtz) Sneeuwman. III-3-2
sneeuwx sneeuw: sjnĕĕi (Bocholtz), sjnééj (Bocholtz) sneeuw [DC 03 (1934)], [RND] III-4-4
snijtand snijtand: šnítsànk (Bocholtz) snijtand [DC 01 (1931)] III-1-1
snijwonde slip: Zo wordt het ook wel genoemd!  sjlip (Bocholtz), snit: sjnit (Bocholtz) snee in de vinger [N 07 (1961)] III-1-2
snikken gapen: japen (Bocholtz), snakken: sjnakke (Bocholtz), snikken: sjnikke (Bocholtz) snikken [snoffe] [N 10 (1961)] III-1-4