e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q211p plaats=Bocholtz

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
toegangsweg naar het erf vaart: vāt (Bocholtz) Toegangsweg of oprijlaan naar het boerenerf. [N 5A, 75a; N 5, 110; N P, 2 add.; monogr.] I-8
toepen (kaartspel) toepen: toeppe (Bocholtz) 2. Typisch limburgs kaartspel. III-3-2
toepen (kaartspel) add. toeper: tüpper (Bocholtz) Iemand die toept (kaartspel). III-3-2
toilet huisje: hy(3)̄sjə (Bocholtz) wc, toilet [N 05A (1964)] III-2-1
tong tong: tsong, vgl. du. Zunge  tsóng (Bocholtz) tong [DC 01 (1931)] III-1-1
toot stots: (mv)  štyts (Bocholtz) Elk van de uitstekende delen van de berries (bij de hoogkar) of de bakbomen (bij de slagkar) achter aan de kar. De opgaven van de woordtypen top, stoot en stots zonder meervoudsuitgang zijn als meervoudig ge√Ønterpreteerd wegens hun velair vocalisme. Door het ontbreken van een mogelijke enkelvoudige tegenopgave, is het echter mogelijk dat het hier om enkelvoudsopgaven gaat. Met het woordtype staart wordt het geheel aangeduid, in tegenstelling tot de andere woordtypen, waarmee elk deel afzonderlijk wordt benoemd. [N 17, 28 + 37a; N G, 59a; monogr] I-13
torenuurwerk kerkuur: kirchoer (Bocholtz) Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)] III-3-3
tortelduif lachduif: lachdoef (Bocholtz, ... ) Tortelduif. III-3-2
touwtjespringen koordspringen: koadsjpringe (Bocholtz) Touwtje springen. III-3-2
tranende ogen zijpe ogen: ziefe owwe (Bocholtz) oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)] III-1-1