34171 |
verkeerd liggen |
gedraaid liggen:
gedraaid liggen (Q211p Bocholtz)
|
Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49]
I-11
|
18002 |
verkleumd |
stijf:
sjtief van de kow (Q211p Bocholtz),
verkleumd:
verkleumd (Q211p Bocholtz)
|
verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21281 |
verkwisten |
doordraaien:
døͅrɛxjədrent (Q211p Bocholtz),
jɛlt midørəx jədre.ənt (Q211p Bocholtz)
|
geld opdoen (opmaken) [RND]
III-3-1
|
19038 |
verlegen |
beschaamd:
besjaamt (Q211p Bocholtz),
bleu:
bluu (Q211p Bocholtz),
schuw:
sjui (Q211p Bocholtz),
verlegen:
verlege (Q211p Bocholtz)
|
verlegen [schoow, sjou, bluuj, besjeemt] [N 06 (1960)]
III-1-4
|
21393 |
verliezen |
verliezen:
verlüzze (Q211p Bocholtz)
|
Verliezen.
III-3-2
|
34165 |
verlopen |
zich verlopen:
(de koe heeft) ˲six vǝrlōfǝ (Q211p Bocholtz)
|
Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a]
I-11
|
18709 |
versierde schouderdoek |
sluier:
slöjer (Q211p Bocholtz, ...
Q211p Bocholtz)
|
schouderdoek, versierde ~ door meisjes gedragen in de processie of bij de Plechtige Communie [kardinaal] [N 23 (1964)] || Schouderdoek, versierde ~ door meisjes gedragen in de processie of bij de Plechtige Communie [kardinaal]. [N 23 (1964)]
III-1-3, III-3-3
|
22434 |
versieren (met bloemen) |
sieren:
tsére (Q211p Bocholtz),
2. Teren.
tsere (Q211p Bocholtz),
versieren:
vertsere (Q211p Bocholtz)
|
1. Sieren; versieren. || 1. Versieren. || Het versieren van de straten op de dag(en) vóór de processie [tsere]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
32918 |
verspreid gras |
sprei:
špręi̯ (Q211p Bocholtz)
|
Het resultaat van de handeling uit het voorgaande lemma: het gemaaide gras dat gelijkmatig op het veld ligt te drogen. [N 14, 98]
I-3
|
17625 |
verstandskies |
baktand:
bàktsànk (Q211p Bocholtz),
oogtand:
ó:gtsànk (Q211p Bocholtz),
tand van het verstand:
tsànk van ət vərštànk (Q211p Bocholtz)
|
verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|