25110 |
weerlichtx |
weerlicht:
weerlit (Q211p Bocholtz),
zeebrand:
ziebrand (Q211p Bocholtz)
|
bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)]
III-4-4
|
25206 |
weersgesteldheid |
weer:
wêr (Q211p Bocholtz)
|
weer [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
21247 |
weg |
weg:
wɛx (Q211p Bocholtz)
|
weg [RND]
III-3-1
|
33698 |
weg over het erf |
vaart:
vāt (Q211p Bocholtz)
|
Een weg over het boerenerf, langs of tussen de gebouwen door. Deze weg ontbreekt bij gesloten boerderijen. [N 5A, 75b; N 5, 111]
I-8
|
33663 |
wei |
wei:
wēi̯ (Q211p Bocholtz),
wē̜i̯ (Q211p Bocholtz),
węi̯ (Q211p Bocholtz, ...
Q211p Bocholtz)
|
Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.]
I-11, I-8
|
33658 |
weiland in het algemeen |
waats:
wātš (Q211p Bocholtz),
wei:
węi̯ (Q211p Bocholtz)
|
Het totaal aan grasland waarop men de koeien kan laten grazen en waarop men kan hooien. [N 6, 33b; N P, 5; N 14, 50a; S 43; RND 20; A 10, 3; A 10, 4; monogr.]
I-8
|
32744 |
wendakkerhoeken |
ecken:
(enkelv ęk)
ękǝ (Q211p Bocholtz)
|
Bij het ploegen van de keerstrook of wendakker blijft, behalve als men na elke voor bij het keren de ploeg terugtrekt en aan de kant inzet, aan beide zijden van de wendakker een vierkant of rechthoekig keerstrookje over, dat thans vaak onbewerkt blijft, maar vroeger veelal met de schop (soms met de riek) werd omgewerkt. Een enkele keer diende het voor een ander gewas dan op de rest van de akker verbouwd werd. [N 11, 50b; N 11A, 125c; A 33, 7; N P, 1]
I-1
|
17597 |
wenkbrauw |
wenkbrauw:
wìnkbrônə (Q211p Bocholtz)
|
wenkbrauw [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20634 |
wentelteefje |
verwenkorstje:
Syst. Veldeke
werwein-kusjer (Q211p Bocholtz)
|
Wentelteefjes (fleweene brood, fluweele brood, verdwene brood, verwèène brood?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24071 |
wereldgeestelijke |
weltgeestelijke:
weldgeesliche (Q211p Bocholtz)
|
Een wereldgeestelijke, priester van een bisdom. [N 96D (1989)]
III-3-3
|