e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q211p plaats=Bocholtz

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weerlichtx weerlicht: weerlit (Bocholtz), zeebrand: ziebrand (Bocholtz) bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] III-4-4
weersgesteldheid weer: wêr (Bocholtz) weer [DC 03 (1934)] III-4-4
weg weg: wɛx (Bocholtz) weg [RND] III-3-1
weg over het erf vaart: vāt (Bocholtz) Een weg over het boerenerf, langs of tussen de gebouwen door. Deze weg ontbreekt bij gesloten boerderijen. [N 5A, 75b; N 5, 111] I-8
wei wei: wēi̯ (Bocholtz), wē̜i̯ (Bocholtz), węi̯ (Bocholtz, ... ) Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.] I-11, I-8
weiland in het algemeen waats: wātš (Bocholtz), wei: węi̯ (Bocholtz) Het totaal aan grasland waarop men de koeien kan laten grazen en waarop men kan hooien. [N 6, 33b; N P, 5; N 14, 50a; S 43; RND 20; A 10, 3; A 10, 4; monogr.] I-8
wendakkerhoeken ecken: (enkelv ęk)  ękǝ (Bocholtz) Bij het ploegen van de keerstrook of wendakker blijft, behalve als men na elke voor bij het keren de ploeg terugtrekt en aan de kant inzet, aan beide zijden van de wendakker een vierkant of rechthoekig keerstrookje over, dat thans vaak onbewerkt blijft, maar vroeger veelal met de schop (soms met de riek) werd omgewerkt. Een enkele keer diende het voor een ander gewas dan op de rest van de akker verbouwd werd. [N 11, 50b; N 11A, 125c; A 33, 7; N P, 1] I-1
wenkbrauw wenkbrauw: wìnkbrônə (Bocholtz) wenkbrauw [DC 01 (1931)] III-1-1
wentelteefje verwenkorstje: Syst. Veldeke  werwein-kusjer (Bocholtz) Wentelteefjes (fleweene brood, fluweele brood, verdwene brood, verwèène brood?) [N 16 (1962)] III-2-3
wereldgeestelijke weltgeestelijke: weldgeesliche (Bocholtz) Een wereldgeestelijke, priester van een bisdom. [N 96D (1989)] III-3-3