e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q211p plaats=Bocholtz

Overzicht

Gevonden: 2628
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoeden van koeien hoeden: højǝ (Bocholtz) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoef van de koe poot: put (Bocholtz) De hoef van de koe, in zijn geheel. [N 3A, 119a; JG 1a, 1b] I-11
hoefijzer hoefijzer: hof˱īzǝr (Bocholtz  [(mv -īzǝrǝ)]  ) IJzeren hoefbescherming, meestal in de vorm van de onderrand van de hoef. Het hoefijzer wordt doorgaans met behulp van hoefnagels aan de hoef bevestigd. Zie ook afb. 221 en het lemma ɛhoefijzer met speciale vorm of uitrustingɛ.' [N 13, 84; N 33, 352; L 35, 104; L 27, 6 add.; JG 1a; JG 1b; monogr.; Vld.] II-11
hoekschop corner (eng.): Karte 168.  kornər (Bocholtz) Eckball. III-3-2
hoepelen ringen: ringe (Bocholtz) 2. Hoepelen. III-3-2
hoesten bulken: bulke (Bocholtz), hoesten: hoste (Bocholtz), hòste (Bocholtz) hoesten [keche, kechelen] [N 10a (1961)] III-1-2
hoeveelheid hooi die men opsteekt gaffel: jafǝl (Bocholtz) De hoeveelheid hooi die de opsteker in één keer met z''n gaffel aangeeft aan de optasser. Zie voor het vocalisme van het woordtype riek de opmerking in de semantische toelichting bij het lemma ''houten schudgaffel'' en bij het lemma ''hooihark''.' [N 14, 118; A 34, 5a] I-3
hoge herenschoen hoge schoen: hoèg sjong (Bocholtz) herenschoenen, hoge ~ [N 24 (1964)] III-1-3
hoge hoed cilinder: tsiliender (Bocholtz) hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)] III-1-3
hoge hoed bij begrafenis cilinder: tsiliender (Bocholtz) hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)] III-2-2