e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholtz

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krielkip krieltje: kriltjǝ (Bocholtz) Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.] I-12
kroeshaar kroeshaar: kroesjhaor (Bocholtz), kroeskop: kroeskop (Bocholtz) kroeshaar [N 10 (1961)] III-1-1
krols loops: leupsj (Bocholtz), løpš (Bocholtz), loos: ly(3)̄š (Bocholtz), lopetig: lø&#x0304fətex (Bocholtz) loops, geslachtsdriftig ve kat [N 19 (1963)], [N C (1962)] III-2-1
kroonluchter kroonluchter: kroenleuchter (Bocholtz) Een veelarmige lamp in de kerk, luchter, kroonluchter. [N 96A (1989)] III-3-3
kropgat kroplok: krǫplǫǝx (Bocholtz) Het gat dat zich midden in de loper bevindt en waarin het te malen graan loopt. Kweern in het woordtype kweernoog (l 331) verwijst naar de in die plaats gebruikelijke term voor de handmolen. Zie het lemma ɛhandmolenɛ.' [N O, 18o; A 42A, 35; N D, 8; Sche 53; Vds 129; Jan 128; Coe 93; Grof 119; N O, 18h] II-3
kruidwis kruidwis: kroetwisj (Bocholtz), kroetwusj (Bocholtz) De bos kruiden die op 15 augustus gewijd werd, de kruidwis [krüdwis, kroetwusj]. [N 96C (1989)] || kruidwis [N 06 (1960)] III-3-2
kruidwis wijden kruidwis zegenen: d`r kroetwusj zeëne (Bocholtz) De wijding van de kruiden op 15 augustus [der kroetwusj zeëne]. [N 96C (1989)] III-3-2
kruien schurgen: šørǝgǝ (Bocholtz) Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13
kruim brok: Syst. Veldeke  brok (Bocholtz) Het zachte binnenste van het brood (kruim?) [N 16 (1962)] III-2-3
kruin kruin: krung (Bocholtz), kruung (Bocholtz) kruin van het hoofd [N 10 (1961)] III-1-1