e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholtz

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lichaam lijf: lief (Bocholtz), lí:f (Bocholtz) buik (lijf) [DC 01 (1931)] || lichaam [N 10 (1961)] III-1-1
lichaamskracht macht: de mach (Bocholtz, ... ) lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)] III-1-2, III-1-4
lichtboom van de handmolen licht: licht (Bocholtz) Het onder de pasbrug geplaatste balkje, als onderdeel van de licht van handmolens, waarmee de pasbrug op en neer kan worden bewogen. [N D, 22] II-3
lichte klei zavelgrond: zāvǝlgrōŋk (Bocholtz) Grondsoort die bestaat uit zand en klei. Zavel is lichte klei waarin het zandgehalte 60 tot 80% kan zijn. [N 27, 43; N 27, 41] I-8
lichte overjas lichte overjas: liete överjas (Bocholtz) herenoverjas, lichte ~ [sertoe] [N 23 (1964)] III-1-3
lidmaat, ledematen schrankel: sjrankel, sjrankele (Bocholtz) ledematen, lidmaat [N 10 (1961)] III-1-1
lied, liedje liedje: aasjtimme (ee lidje...) (Bocholtz), litjə (Bocholtz), Sub Simpelvelds lidje.  lidje (Bocholtz) Een liedje aanheffen. || liedje [RND] || Liedje. III-3-2
lies lies: lies (Bocholtz) lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)] III-1-1
lieveheersbeestje oligsmannetje: ŏligsmĕnše (Bocholtz), oligsmusje: ‧oͅələsm‧ø͂ͅsxə (Bocholtz) lieveheersbeestje [Roukens 03 (1937)] III-4-2
ligger leger: lęǝgǝr (Bocholtz) De onderste, stilliggende molensteen. [N O, 17d; A 42A, 32; N D, 6; Sche 48; Vds 86; Jan 120; Coe 97; Grof 118; monogr.] II-3