22316 |
onnozele-kinderendag |
onnozele-kinderen:
onnüzele kinger (Q211p Bocholtz),
onuuzele kinger (Q211p Bocholtz)
|
28 december, herinneringsdag van de kindermoord in Bethlehem, Onnozele Kinderen [Onnüezele Kinger, Allerkinderdag, der Kinderdag]. [N 96C (1989)] || Onnozole kinderen [allerkindere]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
20581 |
ontbijt |
morgens-caf, de -:
moerjəns kafiə (Q211p Bocholtz),
mörjəns kafiə (Q211p Bocholtz)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: morgen [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
17706 |
ontlasting hebben |
afgaan:
aafjoa (Q211p Bocholtz),
de rug verlengen:
der ruk verlenge (Q211p Bocholtz),
ene draaien:
inge driene (Q211p Bocholtz),
kakken:
kakke (Q211p Bocholtz, ...
Q211p Bocholtz),
schijten:
sjiese (Q211p Bocholtz),
zijn behoefte doen:
zieng behoefte doeë (Q211p Bocholtz)
|
ontlasting hebben [afgon, leutere, driete, zijn gevoeg doen] [N 10c (1961)], [N 10c (1995)]
III-1-1
|
34456 |
onvruchtbare geit |
steenbok:
štēbok (Q211p Bocholtz)
|
De antwoorden kunnen zowel op een onvruchtbare geit in het algemeen duiden als op een onvruchtbare vrouwelijke geit. [N 19, 72; JG 1a, 1b; N 77, 84; monogr.]
I-12
|
33682 |
onvruchtbare grond |
slechte grond:
šlɛxtǝ grōŋk (Q211p Bocholtz)
|
Grond van slechte kwaliteit. De oorzaak kan verschillend zijn. Het gevolg is echter een slecht landbouwproduct. [N 27, 31; N 27, 29; N 11, 2d; N 11, 2f; A 10, 4; N 6, 33a; Vld.; monogr.]
I-8
|
34151 |
onvruchtbare koe |
kwee:
kwii̯ (Q211p Bocholtz),
manse koe:
mǫs kǫu̯ (Q211p Bocholtz)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
23979 |
onwaardig |
onwaardig:
onwurdig (Q211p Bocholtz)
|
Onwaardig [ónwèèrdig, ónwuurdieg]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23927 |
onze-lieve-vrouw |
muttergottes (du.):
modder-joaëdes (Q211p Bocholtz)
|
Onze Lieve Vrouw [Lie(f)vrouw, Sliefvrouw]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23647 |
onzevader |
vaderonzer:
fadder-ónzer (Q211p Bocholtz)
|
Het gebed "Onze Vader", "Pater noster"[Vadder-óns, Vadder-ónzer, noster]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20736 |
ooftvlaai |
oofterenvladem:
Syst. Veldeke
öfterevladem (Q211p Bocholtz)
|
Vla met moes van gedroogde appelen (euftevlaoj, zwarte vla?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|