19224 |
raden |
raden:
raone (Q211p Bocholtz)
|
raden [N 07 (1961)]
III-3-2
|
19576 |
ragebol |
spinnenkop:
Veldeke
sjpinnekóp (Q211p Bocholtz)
|
ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)]
III-2-1
|
19433 |
ramen lappen |
vensteren wassen:
venstərə wɛ̄šə (Q211p Bocholtz)
|
ramen zemen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19977 |
rammelaar |
rammelaar:
rĕmələr (Q211p Bocholtz)
|
konijn, mannetje [DC 04 (1936)]
III-2-1
|
18413 |
rand van een hoed |
rand:
raank (van der hood) (Q211p Bocholtz)
|
luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33207 |
rapen |
rapen:
rāfǝ (Q211p Bocholtz)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
22338 |
ravotten |
rulsen:
rultse (Q211p Bocholtz)
|
Stoeien.
III-3-2
|
17902 |
recht vooruitstoten met de armen |
stoten:
sjtoese (Q211p Bocholtz),
stoèse (Q211p Bocholtz)
|
stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
29728 |
rechten |
richten:
riǝtǝ (Q211p Bocholtz)
|
Het oprichten van de uit de vormen plat neergelegde stenen, nadat ze enige tijd gedroogd hadden. In Q 121 werden de stenen in rijen van twee in banen geplaatst. Men zei dan de stenen twee aan twee (tswaj ā tswaj) stonden. Het rechten was in P 47 niet gebruikelijk. [N 98, 99; monogr.]
II-8
|
34093 |
rechterachterkwartier |
rechts hinder:
rēts heŋǝ (Q211p Bocholtz)
|
Het kwartier van de uier rechts achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116d]
I-11
|