21485 |
werk (zn) |
werk:
werk (Q211p Bocholtz)
|
werk; ben je klaar met je -? [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
21486 |
werkdag |
werkeldag:
wérkeldaagse kléjer (Q211p Bocholtz)
|
door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)]
III-3-1
|
19132 |
werken |
werken:
wirəkə (Q211p Bocholtz)
|
werken [RND]
III-3-1
|
18305 |
werkschoen |
werkschoen:
wērksjong (Q211p Bocholtz)
|
ploegschoenen [bow-, werkschoon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24399 |
wesp |
wespel:
wespel (Q211p Bocholtz)
|
wesp [DC 09 (1940)]
III-4-2
|
24408 |
wezel |
wezel:
wi.əzəl (Q211p Bocholtz)
|
wezel
III-4-2
|
33300 |
wieden, algemeen |
geden:
jē̜nǝ (Q211p Bocholtz)
|
Onkruid bestrijden in het algemeen, ongeacht de manier waarop of het gereedschap waarmee dat gebeurt. Vergelijk ook de meer specifieke handelingen in de andere lemmaɛs van deze paragraaf. De benamingen voor het object onkruid, dat in de woordtypen tussen haken is geplaatst, vindt men in het lemma Onkruid, Algemeen. [N 15, 2; N Q, 11b; JG 1a, 1b, 2c; A 47, 11b; L B2, 272; L 8, 92; S 43, Wi 39; monogr.; add. uit N 18, 8b; A 39, 1b]
I-5
|
34574 |
wiel |
rad:
rat (Q211p Bocholtz),
meervoud
rār (Q211p Bocholtz)
|
Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.]
I-13
|
31573 |
wielband |
beslag:
bǝšlāx (Q211p Bocholtz),
reep:
rēf (Q211p Bocholtz)
|
De ijzeren hoepel die door de smid om de houten velg van een kar of wagen wordt gelegd. Zie ook afb. 209a. [N G, 46a; N 17, 67; A 42, 17; JG 1a; JG 1b; L 20, 20c; A 4, 20c; N 33, 8 add.; monogr.; Vld.; div.]
II-11
|
26673 |
wielsteunen |
streven:
štrēvǝ (Q211p Bocholtz)
|
De latten, balkjes of ijzers die het spoorwiel van de rosmolen ondersteunen. [N D, 29]
II-3
|