id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33414 | eendenhok | eendenstal: ɛ ̝ndǝštāl (Bocholtz) | Afgeschotte ruimte in de stal, doorgaans vlak bij de kippenkooi, waar men eenden houdt. [A 10, 9j] I-6 |
22475 | eenentwintigen (kaartspel) | banken: banke (Bocholtz) | Kaartspel (eenentwintigen). III-3-2 |
32631 | eenscharige ploeg, rondgaande ploeg, voetploeg, radploeg, karploeg | brabander: brǫǝbɛ ̝ndǝr (Bocholtz), hondploeg: ho ̞ŋk[ploeg] (Bocholtz), reeploeg: rīi̯[ploeg] (Bocholtz) | In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor a) de oude, houten, later ook ijzeren voetploeg, die in plaats van een schaats soms een wieltje had; b) de oude houten, later ook wel ijzeren karploeg waarmee men ofwel naar één kant, dus "rond" moest ploegen ofwel heen en weer kon ploegen, omdat kouter en riester op een naar rechts resp. naar links om te ploegen voor konden worden ingesteld. De oude ploeg kon, zoals de voetploeg in K 315, 353, 359 en Q 27 en de houten karploeg in L 115, ook gewoon "de ploeg" genoemd worden, omdat hij ter plaatse destijds het enige of meest gebruikte type was. Voor zijn opvolger, en met name de wentelploeg, kwam dan meestal een bijzondere term in gebruik. [N 11, 30 + 32c + 32e; N 11A, 67 + 68 + 69 + 75e + 78 + 97 + 114; N J, 10 add.; JG 1a + 1b; N 12, 25 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; A 33 add.; div.; monogr.] I-1 |
22330 | eerlijk in het spel | reel: réjel (Bocholtz) | Eerlijk. III-3-2 |
17585 | eerste baardharen | duivelshaar: duuvelshaor (Bocholtz), melkmuil: milchmoel (Bocholtz), vleughaar: vluughaor (Bocholtz) | baardharen, eerste ~ [muggebeen, duivelshaar] [N 10 (1961)] III-1-1 |
24010 | eerste communie | eerste kommunion (du.): de ieschte kómmelejoeën (Bocholtz) | De eerste H. Communie. [N 96D (1989)] III-3-3 |
32956 | eerste hooioogst | eerste snit: īǝštǝ šnet (Bocholtz) | Hier zijn opgenomen de benamingen van de eerste hooioogst die zijn opgegeven in tegenstelling tot die voor de tweede hooioogst; wanneer de opgave hetzelfde was als die voor hooi in het algemeen, is deze niet hier, maar bij het lemma ''hooi'' ondergebracht. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. [N 14, 128a] I-3 |
24043 | eerste mis van de neomist | eerste mis: ieëste mès (Bocholtz), primiz (du.): premietsmès?? premiets (Bocholtz) | De eerste H. Mis van de Neomist in de parochie van herkomst [priemiets, ieësjte maes]. [N 96D (1989)] III-3-3 |
33121 | eerste rij schoven van het dorsbed | eerste laag: īštǝ lǭx (Bocholtz), onderlaag: ǫŋǝrlǭx (Bocholtz) | De meest gebruikelijke inrichting van het dorsbed bestaat uit één lange rij schoven, in de lengterichting van de dorsvloer achter elkaar gelegd, en daarop een tweede laag die bestaat uit twee rijen, met de koppen van de schoven naar elkaar toegekeerd, zodat de aren op de eerste, ondersterij rusten. In dit lemma staan de benamingen van de eerste, onderliggende rij bijeen, die in lengterichting achter elkaar liggen. Opmerkenswaard (en elders ongebruikelijk) is hetgeen de zegsman van L 330 opgeeft: "drie of vier schoven werden losgemaakt en uitgespreid over de dorsvloer voordat het eigenlijke bed van twee rijen schoven met de koppen naar elkaar toe werd gelegd". Voor de fonetische documentatie van de woord(delen) [bed] en [brei], zie het lemma ''dorsbed, de laag schoven op de dorsvloer'' (6.1.16). Zie ook afbeelding 11, a.' [N 14, 17a; JG 1c, 2c; monogr.] I-4 |
23912 | eeuwig | eeuwig: iewig (Bocholtz) | Eeuwig [ieëweg, èwwig]. [N 96D (1989)] III-3-3 |