33450 |
onderdeur |
onderste deur:
ø̜̄ŋǝrstǝ dø̄r (L269b Boekend),
onderste helft:
ø̜̄ŋǝrstǝ hęlǝf (L269b Boekend)
|
Het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel is meer voor dagelijks gebruik, bedoeld om toegang te verlenen aan voetgangers en kleine voertuigen (karretjes) en om, in gesloten stand, aan vee de doorgang te beletten. In plaats van een onderdeur kan ook een kleine hekdeur van latten gebruikt worden. Zie ook afbeelding 18.e bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37c en 42d; monogr.]
I-6
|
24637 |
ondereinde van de stam |
wortelenstronk:
de wortelestrônk (L269b Boekend)
|
Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18401 |
ondergoed |
ondergoed:
oongergood (L269b Boekend)
|
ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
32731 |
ondergronden, woelen |
ondergronden:
oŋǝrgrõndǝ (L269b Boekend)
|
Met een aparte ploeg of met een aan de gewone ploeg bevestigde schaar, klauw of haak de zool, harde laag of bank onder (in) de voor breken of openrakelen. [N 11, 46; N27, 13b]
I-1
|
32640 |
ondergronder, woeler |
ondergronder:
oŋǝrgrōndǝr (L269b Boekend)
|
De ondergronder of woeler was een aparte ploeg zonder kouter en riester, maar met een lansvormige schaar of twee in tegenovergestelde richting geplaatste messen vóór op het ploeghoofd. Vaak werd de oude aanaardploeg tot ondergronder omgebouwd. Met deze ploeg, die vóór de gewone ploeg uitging of erop volgde, werd de ondergrond, de bodem van de voor opengebroken. Men kon ook met de gewone ploeg de ondergrond losrakelen, door op de plaats van de voorschaar of het kouter, dan wel aan of onder de ploeghiel een woelschaar, een woelhaak of woelmes aan te brengen. Aldus werd tegelijkertijd de bovengrond geploegd en de ploegzool opengebroken. [N 11, 33j; N 11A, 76a + 76b + 77; N 27, 14]
I-1
|
18257 |
onderhemd |
hemd:
haemp (L269b Boekend)
|
onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18313 |
onderjurk |
onderrok:
oonderrok (L269b Boekend),
ōnderok (L269b Boekend)
|
onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17619 |
onderlip |
onderlip:
oonger lup (L269b Boekend)
|
onderlip [N 10b (1961)]
III-1-1
|
18177 |
ondermuts |
ondermuts:
ôndermuts (L269b Boekend),
zijden mutsje:
WLD niet meer voorkomend; vroeger: -
zieje mutske (L269b Boekend)
|
mutsje, zwarte ~ dat onder de grote witte poffermuts wordt gedragen [ondermuts] [N 26 (1964)]
III-1-3
|
18315 |
onderrok |
jupon (fr.):
sjupon (L269b Boekend, ...
L269b Boekend)
|
onderrok (niet onderjurk) [sjort, onderschort, sjörket, zjuupke] [N 24 (1964)]
III-1-3
|