| 17655 |
rib |
rib:
röb (L269b Boekend)
|
rib, ribben [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 25444 |
ribben in stukken delen |
kluiven:
kløjvǝ (L269b Boekend)
|
[N 28, 104; N 28, 106a; monogr.]
II-1
|
| 18546 |
rijbroek |
rijboks:
riebooks (L269b Boekend)
|
rijbroek met nauw om het onderbeen sluitende pijpen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 32588 |
rijen mesthoopjes markeren |
aftreden:
āftrē̜i̯ǝ (L269b Boekend)
|
Voordat er mesthoopjes in evenwijdige rijen op een akker worden uitgereden, schrijdt de boer het perceel af, waarbij hij om de zoveel passen het begin van elke rij markeert met een bepaald teken (een stokje, een kuiltje in de grond, een hoopje aarde e.d.). De afstand tussen de rijen kan variëren van 3 tot 9 meter. Bepalend voor die afstand is de hoeveelheid mest die de bodem nodig heeft, ofwel de hoeveelheid mest die beschikbaar is. [N M, 11; N 11A, 22]
I-1
|
| 18358 |
rijglaars |
rijglaars:
rieglaars (L269b Boekend, ...
L269b Boekend)
|
laars waarvan het beenstuk moet worden dichtgeregen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 25186 |
rijp, rijmx |
rouwvorst:
rauwvors (L269b Boekend)
|
rijp, rijm [DC 48 (1973)]
III-4-4
|
| 33509 |
rijshout, bonenstaak |
bonenstaak:
boenestaak (L269b Boekend),
erwtenrijs:
erterieəs (L269b Boekend)
|
Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [N P (1966)] || Hoe noemt u: de schuingeplaatste vrijstaande stokken of 2, 3 of 4 stokken die naar elkaar toe gebogen staan, waartegen rankbonen omhooggroeien (bonenstok, boonstaak) [N 71 (1975)]
I-7
|
| 20603 |
rijstebrij |
rijstepap:
Syst. WBD
riestepap (L269b Boekend)
|
Rijstebrij (pötjesbulling?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 20737 |
rijstevlaai |
rijstevlaai:
Syst. WBD
riêstevlaai (L269b Boekend)
|
Vla bedekt met spijs van rijst [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 34643 |
rijtuig |
kar:
kɛr (L269b Boekend),
rijtuig:
ritȳx (L269b Boekend)
|
Personenvoertuig, waarbij niet de huifkar bedoeld wordt. Gezien het feit dat het hier om zaken gaat die reeds lang verdwenen zijn, is de verwarring rond de dialecttermen groot. Dit lemma is samengesteld uit de antwoorden op algemene vragen als "hoe noemt u een tweewielig rijtuig" die geen betrekking hebben op een specifieke soort. Ook de meer algemene antwoorden die in N 101 bij de vragen naar bepaalde soorten rijtuigen opgegeven werden, zijn hier verwerkt. De veel voorkomende opgaven "koets" en "sjees", de bekendste vier- en tweewielige rijtuigen, zijn in de betreffende lemmata opgenomen. [N 101, 1-14; N G 51; L 1 a-m; L 28, 24; L 36, 70; LA 288; S 18, 30; Wi 16; monogr]
I-13
|