| 20674 |
roggemeelpap |
roggepap:
Syst. WBD
röggepap (L269b Boekend)
|
Pap van roggemeel (prol?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 18314 |
rok als bovenkledingstuk |
bovenrok:
baoverok (L269b Boekend, ...
L269b Boekend)
|
rok als bovenkledingstuk [aoverrok, bovenrok, booveschort] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 18284 |
rok: algemeen |
onderrok:
onderok (L269b Boekend),
onderrok (L269b Boekend),
rok:
rok (L269b Boekend, ...
L269b Boekend)
|
vrouwenrok, kledingstuk dat van het middel af naar beneden hangt [rok, schort, schot, malbeusj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 18318 |
rokkussentje |
queue (<fr.):
keu (L269b Boekend, ...
L269b Boekend)
|
kussentje waarmee men de rok naar achteren doet uitbollen [keu, keuje, vronk] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 32834 |
rollen |
omrollen:
ø̜mrǫlǝ (L269b Boekend),
wellen:
wɛlǝ (L269b Boekend)
|
De koe tijdens het kalven op de rug wentelen. [N 3A, 50] || Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.]
I-11, I-2
|
| 33473 |
rond gat boven in de schuurgevel |
maan:
mǭn (L269b Boekend)
|
Boven in de korte gevel van een schuur zijn een of meer ronde openingen zonder glas die dienen ter belichting en beluchting en ook als toegang voor de uil die dan in de schuur muizen kan vangen. In L 211, 290 en 318b is het een halfronde opening. Zie ook het lemma "gat in een klein dagschild" (4.2.10). Het materiaal is ondergebracht in een gecombineerde woord- en klankkaart, te vergelijken met de kaart die is gemaakt van het materiaal van het lemma "kippenuitgang" (kaart 35) en bevat de geografische verspreiding van de benamingen kot, gat en lok, telkens met opgave waar de klinker lang en kort is. De termen almsgat en schallok slaan eigenlijk op de galmgaten van de kerktoren. [N 4A, 44a; N 5A, 73b; N F, 50c; monogr.; add. uit N 64, 153]
I-6
|
| 20705 |
rond wittebrood |
plats:
Syst. WBD
plats (L269b Boekend)
|
Plat, rond wittebrood (plats?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 17931 |
rondslenteren, ronddolen |
(zich) vertreden:
vertreije (L269b Boekend),
doelloos (bn.):
doelloos (L269b Boekend),
zwabberen:
zwabbere (L269b Boekend)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 34029 |
roodbonte koe van het donkerrode type |
roodbonte:
rutbǫŋktǝ (L269b Boekend)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121a]
I-11
|
| 34030 |
roodbonte koe van het oranjerode type |
lichtrood (bijvgl. nmw):
lēxrut (L269b Boekend)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121b]
I-11
|