| 33534 |
rot, van fruit |
rot:
rot fruit (L269b Boekend)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)]
I-7
|
| 20896 |
rotten |
verfrommelen:
verfroemele (L269b Boekend)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
| 33583 |
rotten, van fruit |
verfroemelen:
verfroemele (L269b Boekend)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
I-7
|
| 21101 |
roux |
ragout:
ragoe (L269b Boekend)
|
Hoe noemt u het met vet of boter bruin gemaakt meel, dat dient om soep of groenten klaar te maken? [N 104 (2000)]
III-2-3
|
| 20846 |
rozijn |
rozijn:
rozien (L269b Boekend)
|
Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
| 19404 |
rug van het lemmer |
rug:
räg (L269b Boekend)
|
De niet-scherpe zijde van een mes (rug, botte kant) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
| 17640 |
ruggengraat |
ruggengraat:
rökkegraot (L269b Boekend)
|
rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 17641 |
ruggenwervel |
wervel:
wörvel (L269b Boekend)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 21936 |
ruien |
ruien:
ruien (L269b Boekend)
|
veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 100 (1997)]
III-4-1
|
| 32578 |
ruige mest |
vers mest:
vǫrs [mest] (L269b Boekend)
|
Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.]
I-1
|