e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boekend

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rusten schoften: schofte (Boekend) Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] III-1-2
ruw schraap: schrape hank (Boekend) Ruw worden van handen en gewrichten (schraap, verharen). [N 84 (1981)] III-1-2
sabbelen sabbelen: zabbele (Boekend), zoebelen: zoebele (Boekend) sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)] III-2-3
salueren groeten: groeten (Boekend), salueren (<fr.): salueren (Boekend) groeten van soldaten (salueren) [N 102 (1998)] III-3-1
sandaal sandaal: sandaal (Boekend, ... ) sandaal [N 24 (1964)] III-1-3
sap in planten wortelensap: wortelesap (Boekend) Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)] III-4-3
sap van een vrucht sap: sap (Boekend), wortelensap: wortelesap (Boekend) Het sap van een vrucht (sap, tocht). [N 82 (1981)] || Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)] I-7
savooiekool savooi: savoeie (Boekend), savooiemoes: savoeije moos (Boekend), sevoeje moeës (Boekend), schelk: schalk (Boekend), schelkenmoes: schalkemoos (Boekend) [N Q (1966)]De witgele sluitkool met gekrulde bladeren; savooikool, die zeer dicht geplant wordt en zonder vaste krop geoogst (schelk). [N 82 (1981)] || Hoe noemt u de volgende soorten kool (brassica oleracea L. - fam. cruciferae): de savooie kool die in Z. Limburg zeer dicht geplant wordt (20-25 cm.) in november en die in maart en april geoogst wordt zonder dat er al een vaste krop is (schelk) [N 71 (1975)] || Hoe noemt u de volgende soorten kool (brassica oleracea L. - fam. cruciferae): savooie kool (gele en groene) (kent u speciale culturen zoals b.v. in Z. Limburg? Welke? [N 71 (1975)] || savooie kool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3
scapulier scapulier: schabbeleer (Boekend), ⁄n schappeleer (Boekend) Scapulier (schouderkleed) [skabbeleer]. [N 07 (1961)] III-3-3
schaal van een ei schaal: sxāl (Boekend) Het kalkachtige omhulsel van een ei. Onder het woordtype schaal verbergen zich twee verschillende woorden, die in het Nederlands zijn samengevallen, doordat de Westgermaanse ā van het eerste woord, dat "komvormig voorwerp" betekende, en de Westgermaanse a in open lettergreep van het tweede woord, dat "omhulsel" betekende, beide een lange ā opleveren. De meeste Limburgse dialecten onderscheiden echter nog steeds deze twee historische klinkers. In de westelijke helft van Belgisch Limburg (gebied I) heeft ''schaal'' "eierschaal" een vocalisme dat Westgermaanse ā voortzet, in de oostelijke helft, in heel Nederlands Limburg evenals in het noordoosten van de provincie Luik (gebied II) een dat Westgermaanse a in open lettergreep voortzet. In dat oostelijke gebied is daarnaast ook schaal met oude ā vaak bekend, maar het betekent er "groot, plat bord", "collecteschaal" of "weegschaal". In enkele noordwestelijke Belgisch Limburgse dialecten heeft algehele (gebied III) of gedeeltelijke (gebied IV) samenval van ā en a in open lettergreep plaatsgevonden, zodat er niet kan worden uitgemaakt op welke van de twee oorspronkelijk verschillende woorden het woordtype schaal er teruggaat. Zie hiervoor in de bibliografie Goossens 1967. Enkele Nederlands Limburgse gegevens bevatten een historische ā. Blijkbaar gaat het hier om verwarring met het woord ''schaal'' voor "schotel".' [N 19, 55a; JG 1b, 1c, 2c; A 39, 9a; A 39, 9b; monogr.] I-12