| 18136 |
schrammen |
kratsen:
kratse (L269b Boekend)
|
Schrammen: de bovenhuid zeer licht openrijten (schrammen, krassen, skrassen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 17947 |
schrede |
loop:
laupe (L269b Boekend)
|
Pas, stap: het plaatsen van de ene voet voor de andere bij het gaan (treden, tred, schrede, loop, stap). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 21768 |
schrijven |
schrijven:
schriëve (L269b Boekend)
|
Noem het (dialect)woord voor: het "met een stift, pen, potlood, krijt enz. aanbrengen van letters of cijfers op papier of een ander vlak voorwerp"? [schrijven] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
| 24373 |
schrijvertje |
schrijvertje:
schrieverke (L269b Boekend)
|
schrijvertje: Hoe noemt u in uw dialect het zilveren torretje dat in groepjes kringelende bewegingen maakt op het wateroppervlak? Het lijf van het insect ligt op het water waardoor de pootjes niet te zien zijn. [N100 (1997)]
III-4-2
|
| 18871 |
schrikken |
schrikken:
schrikke (L269b Boekend)
|
schrikken (geen context) [DC 38 (1964)]
III-1-4
|
| 19536 |
schrobbezem |
schrobber:
schroeber (L269b Boekend)
|
bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 19411 |
schroeien |
schroeien:
schreuje (L269b Boekend)
|
Aan de oppervlakte verbranden (blesteren, verbranden, schroeien, zengen, schroken, schoepen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
| 33586 |
schudden van vruchten |
schudden:
schödde (L269b Boekend)
|
Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)]
I-7
|
| 19565 |
schuier |
klederborstel:
kleier borstel (L269b Boekend)
|
borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 19501 |
schuifgrendel |
schoude:
schaai (L269b Boekend),
schaaj (L269b Boekend)
|
schuifgrendel [N 07 (1961)]
III-2-1
|