e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boekend

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sinaasappel appelesien: appelesieën (Boekend) sinaasappel [DC 48 (1973)] III-2-3
sintel sintel: sintel (Boekend), Note v.d. invuller: Dit is een rest die niet brandbaar is. Van andere begrippen heb ik nooit gehoord.  sintel (Boekend) Geheel of halfuitgebrand samengesmolten stuk steenkool (sintel, singel, slak) [N 79 (1979)] || Hoe noemt u datgene dat uit de kachel komt en dat nog kan branden nadat de as eruit gezeefd is (van steenkool)? (bluskool, sintel, kooltjes, krikken) [N 104 (2000)] III-2-1
sjalot sjalot: sjalot (Boekend), sjelotte (Boekend) Een sjalot, een soort van kleine ui (sjalot, sjarlot, schaloeneke). [N 82 (1981)] || Hoe noemt u: de sjalot (allium ascalonicum - fam. liliaceae) [N 71 (1975)] I-7
sjees sjees: šiǝs (Boekend) Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr] I-13
sjerp sjerp: sjerp (Boekend) sjerp, brede sierband met strik, gedragen om het middel of over een schouder [N 23 (1964)] III-1-3
sla, algemeen salade: slaaj (Boekend) Hoe noemt u: sla in het algemeen [N 71 (1975)] I-7
slaap slaap: slaop (Boekend), slaope (Boekend) slaap [N 10b (1961)] || Slaap: de behoefte aan volkomen rust van de zintuigen en het bewust zijn (slaap, vaak). [N 84 (1981)] III-1-1, III-1-2
slaapbol blauw maanzaad: blauwmoonzaad (Boekend) Papaver somniferum L. [DC 48 (1973)] III-4-3
slaapmuts slaapmuts: slaapmuts (Boekend) slaapmuts [pietermöts [N 25 (1964)] III-1-3
slabbetje, spuugdoekje slabbertje: slebberke (Boekend), spijdoekje: speejdukske (Boekend) doek, witte ~ die men het kind als een schortje voor de borst speldt [speet, spit] [N 25 (1964)] || slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)] III-2-2