| 17625 |
verstandskies |
verstandstand:
verstankstank (L269b Boekend)
|
verstandskies (wijsheidstand) [N 10b (1961)]
III-1-1
|
| 34235 |
verstopte speen |
stop:
(mv)
stø̜p (L269b Boekend)
|
Speen waaruit wegens verstopping geen melk komt. [N 3A, 67a]
I-11
|
| 32577 |
verteerde mest |
oud mest:
alt [mest] (L269b Boekend)
|
De termen in dit lemma zijn voor het merendeel van toepassing op mest die lange tijd het onderste of het binnenste deel van de mesthoop heeft gevormd en daardoor goed verteerd is: mest van hoge kwaliteit, die gemakkelijk in kleine delen uiteenvalt. Het onderste uit de mestkuil is vaak zo brokkelig dat het niet met de riek kan worden opgenomen. Deze mest wordt veelal als weidemest gebruikt. Voor sommige termen zie men dan ook het lemma compost. De termen aan het einde van het lemma hebben betrekking op oude, uitgedroogde mest die zijn kwaliteit grotendeels verloren heeft. [N M, 10a; N 11, 27 add.; N 11A, 4a + 4c + 36 + 37; JG 1a + 1b add; div.]
I-1
|
| 24497 |
verwelken |
verslakkeren:
verslakkere (L269b Boekend)
|
Slap worden en geur en kleur verliezen, gezegd van bloemen (Slekkeren, verwelken, verflensen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 24555 |
verwelkt |
verwelkt:
verwelkde blome (L269b Boekend)
|
Verwelkt, gezegd van bloemen (pens). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 18277 |
vest |
wambuisje:
wèmeske (L269b Boekend)
|
herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 18533 |
vestzakje |
vestjestasje:
vesjesteske (L269b Boekend)
|
vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 34274 |
vetmesten |
mesten:
mestǝ (L269b Boekend),
vetmesten:
vɛtmestǝ (L269b Boekend)
|
Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.]
I-11
|
| 33665 |
vetweide |
vetwei:
vɛtwɛi̯ (L269b Boekend)
|
Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.]
I-8
|
| 20894 |
vijg |
vijg:
viêg (L269b Boekend)
|
De eetbare, zoete, vlezge vrucht van de vijgeboom (vijg, smeerlap, vijgedaal). [N 82 (1981)]
III-2-3
|