24899 |
dinsdag |
dinsdag:
dinsdig (L269b Boekend, ...
L269b Boekend)
|
dag; dinsdag [N 07 (1961)]
III-4-4
|
18601 |
directoire |
onderboks:
oonderbooks (L269b Boekend)
|
directoire, damesbroek met elastiek in de pijpezoom [sjans-, sjemieboks] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24726 |
dode tak |
stek:
? stek (L269b Boekend)
|
Een dode tak (stek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25373 |
doden |
kapotmaken:
kǝpǫt mākǝ (L269b Boekend)
|
De in dit lemma opgenomen gegevens duiden op het doden in het algemeen. De woordtypen kunnen betrekking hebben op zowel het doden van een varken als van een rund. Een bij de opgave eventueel bijgevoegd object ''varken'', ''rund'', ''koe'', ''beest''is niet in het woordtype opgenomen. De opgaven die wijzen op een doden door slaan met een hamer zijn ondergebracht in het lemma ''verdoven'', omdat het slachtdier in de regel door de slag eerst verdoofd raakte. Hierna kon het gemakkelijk gedood worden door steken of snijden. [N 28, 11a; N 28, 11b; N 28, 12 a; monogr.]
II-1
|
17925 |
doelloos friemelen |
fommelen:
foemelen (L269b Boekend)
|
haffelen: Doelloos met de handen spelen (haffelen, krawietelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24137 |
doffer, mannelijke duif |
doffer:
dôffer (L269b Boekend)
|
een mannelijke duif (doffer, kebber, kipper, horen, duivcer) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
34648 |
dogkar |
dogkar:
doq˱kɛr (L269b Boekend)
|
Tweewielig licht rijtuig, meestal zonder kap, voor vier personen die rug aan rug zitten. Er is geen aparte bok voor de koetsier. [N 17, 5, add; N 101, 5; N G, 51; L 27, 33; L 36, 70; L1a-m; monogr.]
I-13
|
18153 |
dokteren |
dokteren:
dokteren (L269b Boekend)
|
dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17908 |
dompelen |
afsoppen:
afsoppe (L269b Boekend),
dompelen:
dômpele (L269b Boekend)
|
Dompelen: geheel doen onder gaan in een vloeistof (dompelen, duwen, soppen, onderduwen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24310 |
donderbeestje |
knozel:
knoozels (L269b Boekend)
|
donderbeestje: Kent u in uw dialect een woord om de zeer kleine zwarte beestjes aan te duiden die mij naderend onweer ploseling op de mens komen zitten? [N100 (1997)]
III-4-2
|