e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boekend

Overzicht

Gevonden: 1986
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gieter gieter: geeter (Boekend) Hoe noemt u: de tuingieter waarmee men aangiet (broesgieter?) [N 71 (1975)] III-2-1
gif vergif: vergif (Boekend) Gif: stof die een nadelige of dodelijke werking heeft op het lichaam van een mens (venijn, (ver)gif(t)). [N 84 (1981)] III-1-2
glacé glac (fr.): glacees (Boekend) handschoenen van glanzend leer, glacés [N 23 (1964)] III-1-3
glad, glijdend glad: glad (Boekend) glad [DC 39 (1965)] III-4-4
gladde ijzerdraad gladde draad: gladǝ drǭt (Boekend) Het gladde ijzerdraad waarmee men weiden omheint. [N M, 6a; N M, 6b; Vld.; monogr.] I-8
glasgordijn glasgordijn: glaasgordien (Boekend) Dun gordijn van gaas of andere fijne stof, dat vlak voor het raam hangt (gordijn, glasgordijn, vitrage) [N 79 (1979)] III-2-1
glazenkast buffetkast: buffetkas (Boekend) Kast met opbouw, voor zilver- of glaswerk (buffet, zilverkast, glazenkast) [N 79 (1979)] III-2-1
glazuur glazuur: glazuur (Boekend) Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email). [N 84 (1981)] III-1-1
gleiswerk aardewerk: ęrdǝwęrk (Boekend) Geglazuurd aardewerk. Het woordtype faïence (Q 156) is van toepassing op geglazuurd en geschilderd aardewerk, oorspronkelijk afkomstig uit Faënza, later naar voorbeeld hiervan ook elders vervaardigd. [N 20, 5; L 35, 78; monogr.] II-8
glijden schuiveren: schuivere (Boekend, ... ) Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)] III-1-2, III-3-2