17680 |
teen |
teen:
tin (Q002c Bokrijk)
|
teen [N 10b (1961)]
III-1-1
|
17632 |
tepel |
tet:
(mv)
tɛtǝ (Q002c Bokrijk)
|
Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40]
I-9
|
33760 |
tetveulen |
zuikveulen:
zȳkvø̄lǝ (Q002c Bokrijk)
|
Veulen dat nog gezoogd wordt. Een tetveulen is ouder dan een zuigeling en kan verkocht worden. [JG 1a, 1b; N 8, 2]
I-9
|
17620 |
tong |
tong:
toͅŋ (Q002c Bokrijk)
|
tong [N 10b (1961)]
III-1-1
|
17731 |
tranende ogen |
traanogen:
troamoege (Q002c Bokrijk)
|
oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33852 |
trappelende bewegingen maken |
trippelen:
tripǝlǝ (Q002c Bokrijk)
|
Het paard tilt de poten hoog genoeg op, maar werpt ze niet vooruit; het blijft ter plaatse trappelen. [N 8, 70b en 71]
I-9
|
32619 |
trechter op de gierton |
zeiktrechter:
[zeik]trɛxtǝr (Q002c Bokrijk)
|
In het spongat van de oude houten gierton werd een trechter geplaatst. Langs deze trechter goot men de gier met een emmer de ton in. Bij het vervoer van de gier werd de trechter vaak afgedekt met een oude jutezak. [N 18, 123; N 11A, 53c; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
33788 |
uier |
uier:
ɛ̄i̯ǝr (Q002c Bokrijk)
|
[JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]
I-9
|
32709 |
uiteenploegen |
uitereenvaren:
ǭ ̞tǝri.nvǭ.rǝ (Q002c Bokrijk)
|
Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.]
I-1
|
33871 |
uitgestort zaad van de hengst |
zaad:
zōt (Q002c Bokrijk)
|
[N 8, 48 en 49]
I-9
|