17652 |
bil |
bats:
bats (Q002c Bokrijk, ...
Q002c Bokrijk)
|
bil (niet de dij, maar het achterdeel) [N 10b (1961)]
III-1-1
|
17691 |
blazen |
blazen:
bloəzə (Q002c Bokrijk)
|
blazen [N 10b (1961)]
III-1-1
|
17683 |
bloed |
bloed:
bloet (Q002c Bokrijk)
|
bloed [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17684 |
bloedwei |
etter:
i.e. etter.
eͅtər (Q002c Bokrijk)
|
bloed: waterachtig vocht van het bloed [N 10b (1961)]
III-1-1
|
17605 |
bolle wangen |
bolle wangen:
bolwange (Q002c Bokrijk)
|
wang: bolle wangen [toetwange, zwabberkaken, volle maan] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33814 |
boosaardig paard |
kwaad paard:
kōt pi̯āt (Q002c Bokrijk)
|
Onbetrouwbare paard dat onverwachts slaat en bijt. Gewoonlijk legt het daarbij de oren in de nek en laat het wit van zijn ogen zien. [JG 1a; N 8, 62o]
I-9
|
17578 |
borstelig haar |
pinnetjeshaar:
pinnekeshoar (Q002c Bokrijk)
|
borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33644 |
bouwland |
akker:
akǝr (Q002c Bokrijk)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
17639 |
bovendeel van de rug |
nek:
nak (Q002c Bokrijk)
|
rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17618 |
bovenlip |
bovenlip:
bovəlep (Q002c Bokrijk)
|
bovenlip [N 10b (1961)]
III-1-1
|