e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bommershoven

Overzicht

Gevonden: 1171
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lip lip: lep (Bommershoven) Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b] I-9
lip van een hoefijzer lip: lip (Bommershoven) Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.] II-11
litteken litteken: leͅtɛjkə (Bommershoven) litteken [ZND 01u (1924)] III-1-2
loeien van de koe in het algemeen blaken: blǭkǝ (Bommershoven) [N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.] I-11
long long: lauŋə (Bommershoven) De longen: a) van de mens [ZND 01u (1924)] III-1-1
loops lopig: løͅypəx (Bommershoven) moerkat, vrouwelijke kat [Goossens 1b (1960)] III-2-1
lopen lopen: laupe (Bommershoven), lǫu̯.pǝ (Bommershoven) de jongens lopen op stelten (stok met voetplankje) [ZND 07 (1924)] || Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82] I-9, III-1-2
loper bovenste: bǭvǝstǝ (Bommershoven) De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.] II-3
luchtx lucht: lāux (Bommershoven, ... ) lucht [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)] III-4-4
lucifer priempje: primkə (Bommershoven, ... ) lucifer [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)] III-2-1