e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bommershoven

Overzicht

Gevonden: 1171
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
postelein porselein: poͅrsəlēͅən (Bommershoven) [Goossens 1b (1960)] I-7
poten planten: plā.ntǝ (Bommershoven), poten: pǫu̯tǝ (Bommershoven) De kleine steuntjes die zich aan de onderkant van de berries bevinden en waarop het draagvlak van de kruiwagen kan rusten. [N 18, 99, add; JG 1a; JG 1b] || In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b] I-13, I-5
potlood potlood: vrouwelijk  potla[u}t (Bommershoven) Potlood: schrijftuig (Fr. crayon). [ZND 05 (1924)] III-3-1
poulie poulie: pulī (Bommershoven), wiel: wīl (Bommershoven) De onderste poulie van het luiwerk van een watermolen die in verbinding staat met het groot kamrad. Zie ook afb. 76 en de toelichting bij het lemma ɛluiwerk, zakkentrekkerɛ. De opgaven poulie (P 119, P 120, P 177a, P 187, P 188, Q 77, Q 78, Q 159, Q 160, Q 160a, Q 164), houten poulie (P 187), wiel (Q 160), giet (P 119), rad bet een kant (P 176) en rad (P 195) zijn ook van toepassing op de bovenste poulie van het luiwerk in een watermolen. Zie ook afb. 76. Het woordtype ritsel (Q 39) duidt mogelijkerwijs een kam- of tandwiel aan.' [Jan 229; Coe 205; Grof 233; A 42A, 46] II-3
praam praam: prǫu̯m (Bommershoven) Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.] I-10
prei poor: pooər (Bommershoven, ... ), puə.r (Bommershoven) [Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)] [ZND 15 (1930)] I-7
priktol dop: doͅp (Bommershoven) Gewone tol (die met een koord wordt geslingerd). [ZND 01u (1924)] III-3-2
proces-verbaal proces (<fr./lat.): džij krēͅch e paorsēͅs (Bommershoven) Proces-verbaal. [ZND 05 (1924)] III-3-1
pronkveer op een hoed pluim: plōum, plømkə (Bommershoven) Pluim, pluimpje. [ZND 05 (1924)] III-1-3
provisiekast, etenskast schap: šōͅp (Bommershoven), spinde: spen (Bommershoven) een schaprade, schapraai (etenskast) [ZND 06 (1924)] || spinde [ZND 07 (1924)] III-2-1