e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bommershoven

Overzicht

Gevonden: 1171
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spek spek: spɛk (Bommershoven, ... ) spek [Goossens 1b (1960)] III-2-3
speld spelde: spɛl (Bommershoven) Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.] II-7
spelden vastspangen: vasspanǝ (Bommershoven) Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34] II-7
spelen (alg.) spelen: ich spēl, hij spelt, vij spēlə (Bommershoven) Ik speel, hij speelt, wij spelen. [ZND 07 (1924)] III-3-2
speling op de steenbus spel: spęl (Bommershoven) [Vds 124; Jan 135; Coe 114; Grof 135] II-3
spenen spenen: spiɛnǝ (Bommershoven) Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] I-9
spie spie/spij: spęi̯ (Bommershoven), spęj (Bommershoven), spij: spęj (Bommershoven) De pin die men in de gaten van het sluisijzer steekt om de sluis omhoog te houden. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛsluisijzerɛ.' [Coe 26; Grof 62] || De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] || Wig waarmee de naaf van het molenrad op de molenboom wordt vastgezet. [Vds 65; Jan 71; Coe 59; Grof 82] I-3, II-3
spijbelen achter de haagschool gaan: ātər də haochschō[ə}l gon (Bommershoven) Spijbelen (de school ontlopen, achter de hagen schoolgaan). [ZND 07 (1924)] III-3-1
spijkeren nagelen: nęxǝlǝ (Bommershoven) Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.] II-12
spikken spikken: spikǝ (Bommershoven) Onder spikken (of het enkelvoud: spik) verstaat men doorgaans een verbijzondering van het begrip "graanafval", namelijk het (onvolgroeide) graan met het kaf er nog omheen, dat dus niet heeft losgelaten bij het dorsen. Deze spikken worden dan als varkensvoer gekookt. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graanafval'' (6.1.30). [N 14, 35d; JG 1a, 1b; monogr.] I-4