e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bommershoven

Overzicht

Gevonden: 1171
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spinnen ronken: ro.ŋkə (Bommershoven) spinnen [Goossens 1b (1960)] III-2-1
spinnenweb spinnengeweef: spĕnəgəwi-jf (Bommershoven) spinnenweb [ZND 07 (1924)] III-4-2
spits, kop van de mijt dak: tǭ.k (Bommershoven) Het bovenste stukje van het dak van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). [JG 1a, 1b; monogr.] I-4
spitten graven: grǭvǝ (Bommershoven) In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.] I-1
sporen van de haan sporen: spōǝrǝ (Bommershoven) Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.] I-12
sporten sproten: spru̯ø̜.tǝ (Bommershoven) De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b] I-13
spreeuw spreeuw: sprōəf (Bommershoven) spreeuw [ZND 07 (1924)] III-4-1
springstier springduur: sprɛ.ŋdȳr (Bommershoven) [JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15] I-11
staakijzer van de watermolen as van de steen: a.s ˲van dǝ stɛjn (Bommershoven) Bij watermolens een loodrecht staande, zware spil die aan de bovenzijde met een nok in het gat van de rijn van de loper past en aan de onderzijde in een op een beweegbare balk staande ijzeren pot draait. Op het staakijzer is een rondsel gemonteerd. Het geheel bevindt zich bij watermolens meestal onder de molenstenen. Achter het plaatscodenummer is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer in de betreffende plaats is vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de windmolenɛ.' [Vds 82; Jan 104; Coe 90; Grof 103; A 42A, 14; A 42A, 22; N D, 14] II-3
staal staal: sto[ə}l (Bommershoven) Staal (monster). [ZND 07 (1924)] III-3-1