17677 |
knie |
knie:
[Paragraaf: lichaam]
kneej (Q011p Boorsem)
|
knie
III-1-1
|
34221 |
knieband voor een stier of kalf |
knieband:
knējbant (Q011p Boorsem)
|
IJzeren, soms houten beugel of ring aangebracht ter hoogte van de knie, meestal met een touw om de horens. Deze knieband wordt bevestigd om de koeien los te kunnen laten lopen en tevens ze in bedwang te kunnen houden. [N 3A, 14c; monogr.]
I-11
|
17678 |
knieholte |
hees:
[Paragraaf: lichaam]
iës (Q011p Boorsem)
|
knieholte
III-1-1
|
23536 |
knielen |
knielen:
knílle (Q011p Boorsem)
|
Knielen, een kniebuiging maken [kniele, kneele, kneije?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17920 |
knijpen |
knijpen:
[Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].
kniepe (Q011p Boorsem),
pitsen:
[Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].
pitsje (Q011p Boorsem),
[Paragraaf: regelmatige werkwoorden].
pitsje (Q011p Boorsem)
|
iemand knijpen || knijpen
III-1-2
|
22363 |
knikker |
huif:
glazere(n) uuf (Q011p Boorsem),
huuf (Q011p Boorsem),
mèt de uve spele (Q011p Boorsem),
uuf (Q011p Boorsem, ...
Q011p Boorsem),
yf (Q011p Boorsem),
huifje:
uufke (Q011p Boorsem)
|
[Jongensspel - knikkers]: Glasknikker. || [Jongensspel - knikkers]: Kleine, gekleurde knikker uit gebrande leem. || [Jongensspel - knikkers]: Knikker. || [Jongensspel - knikkers]: Knikkeren. || Knikker: de kleine (van steen of glas). [ZND 16 (1934)]
III-3-2
|
22361 |
knikkeren |
huiven schieten:
uve sjeete (Q011p Boorsem),
met de huiven spelen:
mèt de uve spele (Q011p Boorsem)
|
[Jongensspel - knikkers]: Knikkeren.
III-3-2
|
22820 |
knikkertermen |
glitsen:
Du. glitschen.
glitsje (Q011p Boorsem),
pfuschen (du.):
fòtsje (Q011p Boorsem),
roetsjen:
Es de uve oet de vingere ròtsje, sjuts te neet gòòd!
ròtsje (Q011p Boorsem),
ui:
Dat ès ne gòòjen ui: je knikker neemt de goede richting.
ui (Q011p Boorsem)
|
[Jongensspel - knikkers]: De richting die de knikker neemt na het schieten. || [Jongensspel - knikkers]: Schietend uit de vingers doen glijden. || [Jongensspel - knikkers]: Uit de vingers glijden.
III-3-2
|
23004 |
knikkerzakje |
huivenbuidel:
(uve)bujjel (Q011p Boorsem)
|
[Jongensspel - knikkers]: Knikkerzakje.
III-3-2
|
28942 |
knippatroon |
patroon:
pǝtrǫjn (Q011p Boorsem)
|
Een naar de vereiste vorm geknipt of te knippen stuk papier, waarnaar de stof voor kledingstukken geknipt wordt. [N 59, 48a; N 62, 4; MW; monogr.]
II-7
|