18339 |
kous met knoopjes |
slobhoos:
slopōzə (Q011p Boorsem)
|
kousen met knoopjes die over de gewone kousen worden gedragen [slopkouse, sjlopehaoze, sjloebe] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18195 |
kous: algemeen |
hoos:
oəs (Q011p Boorsem),
lange o van zot
hôs (Q011p Boorsem),
Vgl. Du. Hose.
haos (Q011p Boorsem),
n kousen]:
ōzə (Q011p Boorsem)
|
kous (bedekt de voet en het been tot vlak onder of tot boven de knie) [ZND 16 (1934)] || kous, lange beenbekleding [haos, hous, sjtrump [N 24 (1964)] || Kous. Wat is de juiste uitspraak van kous (beenbekleding) ? [ZND 47 (1950)] || sok, kous
III-1-3
|
18179 |
kousenband |
bindel:
bingel (Q011p Boorsem),
biŋələ (Q011p Boorsem)
|
elastieken kousenhouder || kousenband om het bovenbeen [bendel, binjel haozebendel, ongerbinjel, kousenbendel] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19621 |
kouter |
kouteren:
kǫu̯.tǝrǝ (Q011p Boorsem)
|
Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.]
I-1
|
18205 |
kraag |
col (fr.):
Vgl. Fr. col.
kol (Q011p Boorsem),
kraag:
krāāg (Q011p Boorsem),
krāx (Q011p Boorsem)
|
boord van een hemd || Deel van een kledingstuk. De omgevouwen of opstaande rand langs de halsopening van een jas, japon, overhemd enz. [N 62, 31c; MW; monogr.] || Hoe noemt U: de kraag [N 62 (1973)]
II-7, III-1-3
|
32621 |
kraan van de metalen gierton |
kraan:
krān (Q011p Boorsem)
|
De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.]
I-1
|
24196 |
kraanvogel |
kroenekraan:
kroenekraan (Q011p Boorsem)
|
kraanvogel [ZND 01 (1922)]
III-4-1
|
17918 |
krabben |
dabben:
[Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].
dabben (Q011p Boorsem),
[Paragraaf: regelmatige werkwoorden].
dabbe (Q011p Boorsem),
kretsen:
[Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].
kretse (Q011p Boorsem),
[Paragraaf: regelmatige werkwoorden].
ziech kretse (Q011p Boorsem)
|
krabben || zich krabben
III-1-2
|
23718 |
kralen van de rozenkrans |
kralen:
kralle (Q011p Boorsem)
|
De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21342 |
krant |
gazet (<fr.):
gezet (Q011p Boorsem)
|
krant [ZND 17 (1935)]
III-3-1
|