24347 |
neet, luizenei |
neet:
nēt (Q011p Boorsem)
|
neet, luizenei [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17629 |
nek |
hals:
a.ls (Q011p Boorsem),
nek:
nak (Q011p Boorsem),
[Paragraaf: lichaam]
nak (Q011p Boorsem)
|
nek || Nek: achterste deel van de hals [N 106 (2001)] || Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
17905 |
nemen, pakken |
pakken:
[Paragraaf: onregelmatige werkwoorden].
pakke (Q011p Boorsem)
|
nemen
III-1-2
|
28782 |
neteldoek |
neteldoek:
nētǝldōk (Q011p Boorsem),
nītǝldōk (Q011p Boorsem)
|
Oorspronkelijk uit netelgaren, later van licht katoen of mousseline vervaardigd los weefsel in effen binding (Van Dale, pag. 1812). De woordtypen zaandoek, kaasdoek en biestdoek duiden erop dat neteldoek ook gebruikt wordt om melk door te zeven, terwijl berendoek wijst op het feit dat neteldoek dienst kan doen als persdoek bij de bereiding van bessensap. Neteldoek wordt ook gebruikt om kwark te maken. [N 62, 83; N 62,82; N 62, 98; MW; Wi 11; monogr.]
II-7
|
17608 |
neus |
neus:
[Paragraaf: lichaam]
naas (Q011p Boorsem)
|
neus
III-1-1
|
17609 |
neus (spotnamen) |
snuits:
[Paragraaf: lichaam]
snoets (Q011p Boorsem),
snòts (Q011p Boorsem)
|
neus
III-1-1
|
18343 |
neus van een schoen |
tip:
tüp (Q011p Boorsem)
|
neus van een schoen [snoet, tip, veusjte, teut] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34222 |
neusklem |
ring:
reŋk (Q011p Boorsem)
|
Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d]
I-11
|
17613 |
neusvleugel |
neusvleugel:
Gezocht woord.
naasvleugel (Q011p Boorsem)
|
Neusvleugel: beweeglijke buitenwand van een neusgat (neusvleugel, neusvleuger) [N 106 (2001)]
III-1-1
|
34153 |
niet behouden |
verlopen:
vęrlau̯pǝ (Q011p Boorsem)
|
Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b]
I-11
|