25183 |
regenen (alg.) |
regenen:
reŋərə (Q011p Boorsem)
|
regenen [sausen, majemen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18554 |
regenjas |
regenjas:
reŋərjas (Q011p Boorsem, ...
Q011p Boorsem)
|
damesregenmantel [N 23 (1964)] || regenjas [rusjer, ploensent] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
30537 |
regenpijp |
kandel:
kāŋǝl (Q011p Boorsem)
|
De buis die het regenwater vanuit de dakgoot naar beneden voert. [N 64, 149a; L 24, 23b; L 24, 38; L B1, 160b; monogr.; Vld.]
II-9
|
18712 |
regenpijpen |
getten:
geͅtə (Q011p Boorsem)
|
regenbroek die uit twee delen bestaat [piepe, reegenpiepe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24308 |
regenworm |
pierlik:
pi:rleͅk (Q011p Boorsem),
pierling:
perlink (Q011p Boorsem),
pierlink (Q011p Boorsem),
worm:
wərəm (Q011p Boorsem)
|
pier, aardworm [ZND 14 (1926)] || regenworm, aardwom, bekende paarskleurige worm die bij spitten en ploeten of bij regen voor de dag komt [pier, pieroas, piering, pierewörm, dauwworm] [N 26 (1964)] || worm in het algemeen [pier, piering, pierik] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
23403 |
relikwie |
relikwien:
relekwi-j (Q011p Boorsem)
|
De vereerde overblijfselen van heiligen of zaken die met Christus, Maria of een heilige in aanraking zijn geweest, relieken, relikwieën. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23676 |
retraitant |
retraitant:
retraittánt (Q011p Boorsem)
|
Iemand die aan een retraite deelneemt, retraitant. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23674 |
retraite |
retraite (fr.):
retrāíte (Q011p Boorsem)
|
Enige dagen van geestelijke afzondering en gebed in een klooster of een daarvoor bestemd huis [retraite?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23677 |
retraitehuis |
retraitehuis:
retraittehoes (Q011p Boorsem)
|
Een huis of inrichting waar retraites worden gehouden, retraitehuis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18265 |
revers |
revers:
revers (Q011p Boorsem),
revers (fr.):
revèrs (Q011p Boorsem)
|
De omslag van de kraag op de borst. [N 59, 124; N 62, 31d; MW] || Hoe noemt U: de revers? [N 62 (1973)]
II-7, III-1-3
|