34232 |
zich moeilijk laten melken |
strang geven:
(de koe) gøf straŋ (Q011p Boorsem)
|
Het slechts met moeite gemolken kunnen worden, gezegd van de koe. Er komen in dit lemma verschillende grammaticale categorieën voor. [N 3A, 71]
I-11
|
17974 |
zich niet lekker voelen |
voelen dat men get aan zich heeft:
veule dat m`r get aan ziech hèèt (Q011p Boorsem),
zich aardig voelen:
ziech aardig veule (Q011p Boorsem),
[Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].
ziech aardig veule (Q011p Boorsem),
zich krank voelen:
ziech krank veule (Q011p Boorsem),
zich niet te goed voelen:
ziech neet tegòòj veule (Q011p Boorsem),
[Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].
ziech neet te gòòj veule (Q011p Boorsem),
zich raadselig voelen:
ziech raadsjèèlig veule (Q011p Boorsem)
|
onwel worden || Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, niet goed, misselijk). [N 107 (2001)] || Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (sukkelen, krenkelen, kwakkelen, op de sukkelbaan zijn). [N 107 (2001)] || Zich niet lekker voelen (niet lekker, niet goed, gammel, krank). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
33844 |
zich over de rug wentelen |
(zich) wentelen:
wei̯.njšǝlǝ (Q011p Boorsem)
|
Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69]
I-9
|
34339 |
zich schuren |
schuren:
šōrǝ (Q011p Boorsem)
|
Zich schuren tegen een paal of boom vanwege de jeuk, gezegd van het varken. [N M, 7]
I-12
|
33038 |
zicht |
zicht:
zex (Q011p Boorsem)
|
Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51]
I-4
|
17975 |
ziek |
krank (du.):
[Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].
krank (Q011p Boorsem)
|
ziek
III-1-2
|
17977 |
ziekelijk |
krankelijk:
krenkelik (Q011p Boorsem),
[Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].
krenkelik (Q011p Boorsem),
sukkelachtig:
sugkelechtig (Q011p Boorsem),
[Paragraaf: fysische eigenschappen].
sukgelechtig (Q011p Boorsem),
sukkelig:
sugekelig (Q011p Boorsem),
[Paragraaf: fysische eigenschappen].
sukgelig (Q011p Boorsem)
|
ziekelijk || Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, krenkelig, sukkelig, ongans). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
18155 |
ziekenhuis |
hospitaal:
hospetaal (Q011p Boorsem),
[Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].
hospetaal (Q011p Boorsem)
|
ziekenhuis || Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (ziekenhuis, (ho)spitaal, gasthuis, krankenhuis). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
17980 |
ziekte |
krankte:
krengde (Q011p Boorsem)
|
Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
17783 |
zien, kijken |
kijken:
[Paragraaf: lichaam]
kieke (Q011p Boorsem),
zien:
[Paragraaf: lichaam]
zeen (Q011p Boorsem)
|
kijken || zien
III-1-1
|