e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boorsem

Overzicht

Gevonden: 2513
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zich moeilijk laten melken strang geven: (de koe) gøf straŋ (Boorsem) Het slechts met moeite gemolken kunnen worden, gezegd van de koe. Er komen in dit lemma verschillende grammaticale categorieën voor. [N 3A, 71] I-11
zich niet lekker voelen voelen dat men get aan zich heeft: veule dat m`r get aan ziech hèèt (Boorsem), zich aardig voelen: ziech aardig veule (Boorsem), [Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].  ziech aardig veule (Boorsem), zich krank voelen: ziech krank veule (Boorsem), zich niet te goed voelen: ziech neet tegòòj veule (Boorsem), [Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].  ziech neet te gòòj veule (Boorsem), zich raadselig voelen: ziech raadsjèèlig veule (Boorsem) onwel worden || Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, niet goed, misselijk). [N 107 (2001)] || Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (sukkelen, krenkelen, kwakkelen, op de sukkelbaan zijn). [N 107 (2001)] || Zich niet lekker voelen (niet lekker, niet goed, gammel, krank). [N 107 (2001)] III-1-2
zich over de rug wentelen (zich) wentelen: wei̯.njšǝlǝ (Boorsem) Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69] I-9
zich schuren schuren: šōrǝ (Boorsem) Zich schuren tegen een paal of boom vanwege de jeuk, gezegd van het varken. [N M, 7] I-12
zicht zicht: zex (Boorsem) Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51] I-4
ziek krank (du.): [Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].  krank (Boorsem) ziek III-1-2
ziekelijk krankelijk: krenkelik (Boorsem), [Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].  krenkelik (Boorsem), sukkelachtig: sugkelechtig (Boorsem), [Paragraaf: fysische eigenschappen].  sukgelechtig (Boorsem), sukkelig: sugekelig (Boorsem), [Paragraaf: fysische eigenschappen].  sukgelig (Boorsem) ziekelijk || Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, krenkelig, sukkelig, ongans). [N 107 (2001)] III-1-2
ziekenhuis hospitaal: hospetaal (Boorsem), [Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].  hospetaal (Boorsem) ziekenhuis || Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (ziekenhuis, (ho)spitaal, gasthuis, krankenhuis). [N 107 (2001)] III-1-2
ziekte krankte: krengde (Boorsem) Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 107 (2001)] III-1-2
zien, kijken kijken: [Paragraaf: lichaam]  kieke (Boorsem), zien: [Paragraaf: lichaam]  zeen (Boorsem) kijken || zien III-1-1