18675 |
zomerkleren |
zomerkleren:
zomərklɛijər (Q011p Boorsem)
|
zomerkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23534 |
zondagmissaal |
`s zondagsmissaal:
soondəgsmisāāl (Q011p Boorsem)
|
Een kerkboek met misgebeden voor de zondagen en feesten van het kerkelijk jaar [zondagsmissaal(tje)?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18670 |
zondagse kleren |
`s zondagse kleren:
sondəsə klɛijər (Q011p Boorsem)
|
zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18328 |
zondagse schort |
`s zondagse scholk:
sondəsəsjolək (Q011p Boorsem)
|
schort, blauw-wit linnen zondagse schort [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18342 |
zool van een schoen |
zool:
zōl (Q011p Boorsem)
|
zool van een schoen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
28991 |
zoom |
zoom:
zǫwm (Q011p Boorsem)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
28990 |
zoomsteek |
zoomsteek:
zǫwmstēk (Q011p Boorsem)
|
De zoomsteek wordt gebruikt om zomen en omslagen zo onzichtbaar mogelijk tegen de buitenstof aan te stofferen (Gerritse, pag. 45). Zie afb. 37. [N 62, 16a; monogr.]
II-7
|
34181 |
zuiveren |
vuiligheid verliezen:
vuiligheid verliezen (Q011p Boorsem)
|
Afscheiding blijven geven na het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 58]
I-11
|
20845 |
zult, preskop |
geperste kop:
geperste hoofdkaas
gəpē.zdə koͅp (Q011p Boorsem)
|
hoofdkaas [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
33618 |
zuring, groente |
surelle:
səreͅl (Q011p Boorsem)
|
Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 1b (1960)]
I-7
|