e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boorsem

Overzicht

Gevonden: 2513
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
breken van leem- of koffiebanken breken: brekǝ (Boorsem) Het breken van leembanken of de donkerbruine, harde laag in zandige grond, de koffiebank genaamd. Dit deed men met een schop, een hak of een bepaald soort ploeg. [N 27, 13a; N 27, 13b] I-8
bretel help: ələpə (Boorsem) bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)] III-1-3
breuk breuk: breuk (Boorsem), brø.k (Boorsem) hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)] III-1-2
briesen bruisen: brušǝ (Boorsem), spruisen: sprū.šǝ (Boorsem) Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5] I-9
bril bred: brēt (Boorsem) Verzwaard, dwars sluithout waardoor de vregelpaal gestoken werd. De vregelpaal is een boom die overlangs in de bak van de hoogkar ligt en die, samen met de vregelstok en het bindtouw, gebruikt wordt om het hooi vast te zetten (voor meer uitleg zie WLD I.3, onder de lemmata touw om het hooi vast te sjorren, vregelpaal en vregelstok). Zoals op de kaart duidelijk blijkt, is dit systeem vooral in gebruik in de streken met de meest vruchtbare grond, m.n. in het Maasland en in het zuidoosten van Haspengouw. [N 17, 14b; JG 1b; JG 2c] I-13
broeden, op eieren zitten broeden: brøi̯ǝ (Boorsem), brø̄i̯ǝ (Boorsem), brø̄i̯ǝn (Boorsem) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broedende kip op eieren broek: brūk (Boorsem), brok: brok (Boorsem) [N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.] I-12
broedhen broedbeest: brø̄i̯bīɛs (Boorsem) Kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [N 19, 59; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
broek met split mansbroek: mansbroͅk (Boorsem) broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)] III-1-3
broek: algemeen boks: buks (Boorsem), broek: bro:k (Boorsem), brok (Boorsem), brook (Boorsem), broͅk (Boorsem), bròòk (Boorsem), oo vooraan in de mond  brook (Boorsem) broek [ZND 22 (1936)] || broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broek. Hoe is de juiste uitspraak van het woord broek (kledingstuk) ? [ZND 47 (1950)] III-1-3