e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boorsem

Overzicht

Gevonden: 2513
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de grond omwoelen moren: mǭrǝ (Boorsem) Met de hoorns de grond omwoelen, gezegd van de koe. [N 3A, 9c] I-11
de grond vasttreden, aanstampen aantreden: ān[treden] (Boorsem) In de moestuin of op een klein perceeltje kan men - wanneer men niet over een hand- of tuinrol beschikt - de bewerkte grond platkloppen met de spade, de schoep of een plet-plank ofwel vasttreden met de voeten, waarbij dan vaak plankjes onder de klompen worden gebonden. Voor de dialectvarianten van het woord(deel) ''treden'' zij verwezen naar het lemma ''het land aftreden''. [JG 1a + 1b + 1d; N P, 20 add.; monogr.] I-2
de helft vragen doe moest mich de helft geven: dəmòs mex tə eləf gēvə (Boorsem) Wat roepen de kinderen als ze de helft vragen van iets, bijvoorbeeld van iets dat ze tegelijkertijd hebben gevonden? [ZND 26 (1937)] III-3-2
de kaarsen aansteken aansteken: aansteeke (Boorsem) De kaarsen aansteken [aanstèèke, aanstaoke?]. [N 96B (1989)] III-3-3
de kaarsen doven uitdoen: keersoetdōōn (Boorsem) De kaarsen doven, uitmaken, uitdoen. [N 96B (1989)] III-3-3
de kaarten couperen heffen: kaarte höffe (Boorsem) [Sport en spel volwassenen]: Kaarten afnemen. III-3-2
de kaarten schudden stoten: kaarte stoeatte (Boorsem) [Sport en spel volwassenen]: Kaarten vermengen. III-3-2
de kelder uitgraven (de) kelder uitgooien: dǝ kɛldǝr ut˲gwǫjǝ (Boorsem) De kelderruimte van het bouwwerk met behulp van de steekschop uitgraven. [N 30, 25b; monogr.] II-9
de kerkgang maken de uitgang doen: den ōētgank doon (Boorsem) De eerste gang naar de kerk die de moeder deed na de bevalling, kerkgang [kèrkegank, kirchejank?]. [N 96B (1989)] III-3-3
de kerkgang uitzegenen zuiveringsgebeden: zūūveringsgebeeje (Boorsem) De eerste gang naar de kerk die de moeder deed na de bevalling, kerkgang [kèrkegank, kirchejank?]. [N 96B (1989)] III-3-3