e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boorsem

Overzicht

Gevonden: 2513
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doof doof: [Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].  dauf (Boorsem) doof III-1-1
doofpot doofpot: doͅu̯fpoͅt (Boorsem) doofpot [N 05A (1964)] III-2-1
dooien t slaakt]: dowjə (Boorsem), twɛr gɛit áf (Boorsem) dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)] III-4-4
dooier dooiem: dōi̯ǝm (Boorsem), dooier: dōi̯ǝr (Boorsem) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
doopdekentje doopdekentje: døͅypdekəntjə (Boorsem) dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] III-2-2
doopjurkje doopkleedje: døͅypkletjə (Boorsem) doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] III-2-2
doopmutsje doopmutsje: døͅypmətskə (Boorsem) doopmutsje [N 25 (1964)] III-2-2
doopvont doopvont: daupfont (Boorsem), dāūpfond (Boorsem) Het bekken waarin het doopwater bewaard wordt en waarboven het kind ten doop wordt gehouden [doopvont, doopsteen, doofsjtee?]. [N 96A (1989)] III-3-3
doopwater doopwater: duipwater (Boorsem) Het gewijde water in de doopvont, waarmee gedoopt wordt [vont-, vunt-, vintwater, doopwater, wijwater?]. [N 96A (1989)] III-3-3
door de modder rollen modderen: modǝrǝ (Boorsem) [N 76, 32] I-12