e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boorsem

Overzicht

Gevonden: 2513
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drukknoop knipper: knepǝr (Boorsem) Uit twee helften bestaand knoopje dat sluit door de delen in elkaar te drukken. [N 62, 52; MW] II-7
dubbele pik bikkel: bekǝl (Boorsem) Houwwerktuig met korte steel en twee in een punt uitlopende armen. Zie ook afb. 14b. [N 30, 19b; monogr.] II-9
duffel duffel: døfǝl (Boorsem) Dikke wollen stof met lang haardek. [N 62, 90; N 59, 201; MW] II-7
duif (alg.) duif: Pl. [du:.ve]  dūf (Boorsem) Duif. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
duim duim: [Paragraaf: lichaam]  doem (Boorsem) duim III-1-1
duimeling duimeling: dūməliŋ (Boorsem) hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)] III-1-3
duivenhok duivenkot: dū.vəkòt (Boorsem), dø̜i̯vǝkǫt (Boorsem), dūvǝkǫt (Boorsem), spijker: spikǝr (Boorsem), spī.kər (Boorsem), spīkǝr (Boorsem) Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2
duivenslag duivenslag: dūvǝslāx (Boorsem), slag: slā.ch (Boorsem) Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.] I-6, III-3-2
duizelig dazelig: dazelig (Boorsem), dol: dul (Boorsem), zwijmelig: Ww.: zwiemele.  zwiemelig (Boorsem) Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, schwindel(ig), dul(le)). [N 107 (2001)] III-1-2
duizendpoot duizendpoot: dužəntpūt (Boorsem) duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)] III-4-2