23700 |
gebed |
gebed:
gebed (Q011p Boorsem)
|
Een gebed, [jebed?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23701 |
gebeden |
gebeden:
gebee-je(n) (Q011p Boorsem)
|
De gebeden meervoud. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23679 |
gebedsweek |
gebedsweek:
gebedswéék (Q011p Boorsem)
|
Een gebedsweek. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17623 |
gebit |
gebeet:
gǝbē.t (Q011p Boorsem)
|
Het geheel van alle tanden en kiezen van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 17 en 18b]
I-9
|
30037 |
gebluste kalk |
droog gebluste kalk:
drwø̄x ˲gǝbløštǝ kalǝk (Q011p Boorsem),
gebluste kalk:
gǝbløštǝ kalǝk (Q011p Boorsem),
kalk:
kalǝk (Q011p Boorsem),
nat gebluste kalk:
nāt ˲gǝbløštǝ kalǝk (Q011p Boorsem)
|
Ongebluste kalk die met water is aangelengd. Zie ook het lemma 'Kalk blussen'. Gebluste kalk wordt gebruikt bij de bereiding van mortel. Woordtypen als 'stubkalk', 'poederkalk', 'poeder' en 'zakjeskalk' verwijzen naar schelpkalk die direct na het branden droog geblust wordt en in poedervorm op de bouwplaats wordt aangeleverd. [N 30, 30a; N 30, 30b; N 30, 30c; N 30, 32f; monogr.]
II-9
|
18335 |
gebreide kous |
strikhoos:
vgl. ooze
strikòs (Q011p Boorsem)
|
breikous [sjtrikhaos, strikkous] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17546 |
gedrongen postuur |
gestuikt:
[Paragraaf: fysische eigenschappen].
gestoek (Q011p Boorsem)
|
gedrongen
III-1-1
|
23666 |
gedurige aanbidding |
altijddurende aanbidding:
altied durende aanbidding (Q011p Boorsem)
|
Altijddurende/gedurige aanbidding van het Sacrament des Altaars. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
29054 |
geer |
geer:
gjiǝr (Q011p Boorsem)
|
Een naar boven spits uitlopende lap of strook waarmee men een kledingstuk van onderen verwijdt. [N 62, 11a; L 1a-m; L 23, 71; Gi 1.IV, 17; S 10; monogr.]
II-7
|
32746 |
geerakker |
kortvoren:
kǫrt˲vōrǝ (Q011p Boorsem)
|
Onder een geerakker wordt hier verstaan dat deel van een akker dat gerend geploegd moet worden als de akker niet de vorm van een rechthoek of een parallellogram heeft. De benaming voor dit onderdeel is niet zelden ook op de gerende akker in zijn geheel toepasselijk. Opgaven die duidelijk de (geometrische) vorm of een scherpe hoek van een akker bleken te betreffen, zijn in dit lemma echter niet opgenomen. Zie verder ook het volgende lemma. [N 11, 4b + 64; N 11A, 127 + 137f + 137g; N P, 1; A 33, 9 add.; A 33, 10; JG 1a + 1b; JG 2b-4, 7; monogr.]
I-1
|