17995 |
ijlen |
dollen:
dulle (Q011p Boorsem),
[Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].
dulle (Q011p Boorsem),
[Paragraaf: regelmatige werkwoorden].
dulle (Q011p Boorsem)
|
ijlen || Ijlen: door koorts verward, onsamenhangend spreken (ijlen, bazelen, raaskallen, baageren, dolen). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
22756 |
ijsbaan |
kei:
kej (Q011p Boorsem),
roetsjbaan:
ròtsjbaan (Q011p Boorsem)
|
[IJsvermaak]: Glijbaan.
III-3-2
|
17942 |
ijsberen |
jagen:
[Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].
jage (Q011p Boorsem),
[Paragraaf: regelmatige werkwoorden].
jage (Q011p Boorsem)
|
zenuwachtig in de weer zijn || zenuwachtig in de weer zijn, tekeer gaan
III-1-2
|
25154 |
ijspegel |
ijspiel:
īspeͅlə (mv.) (Q011p Boorsem)
|
ijspegels aan het dak of aan de vensterbanken [ijskeekels, -pinnen, -kikkels, kakels] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25134 |
ijzel, bevroren neerslag |
ijzel:
īzəl (Q011p Boorsem)
|
ijzel, onderkoelde regen waarvan de straten spiegelglad worden [heezel, hijzel] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25157 |
ijzelen |
ijzelen:
īsələ (Q011p Boorsem)
|
ijzelen [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33420 |
ijzeren deurtje voor het ovengat |
deurtje:
dørkǝ (Q011p Boorsem)
|
Het ijzeren deurtje waarmee het ovengat afgesloten wordt. Vergelijk het lemma "ovendeur" in aflevering II.1, pag. 71. Vroeger gebruikte men ter afslsuiting van de oven soms een lemen bal, die schotel genoemd werd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 25b]
I-6
|
32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (Q011p Boorsem),
riek:
rēk (Q011p Boorsem
[(tweetandige riek)]
)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
18348 |
ijzertje onder een schoen |
schoenijzertje:
sjōnizərkə (Q011p Boorsem)
|
ijzertje onder de schoen [blakei] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17846 |
in beweging komen |
(zich) bewegen:
bewèège (Q011p Boorsem),
aan de gang komen:
aan de gang kome (Q011p Boorsem),
bougeren (<fr.):
boezjeere (Q011p Boorsem)
|
In beweging komen (op gang komen, (zich) roeren, bewegen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|