e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgharen

Overzicht

Gevonden: 1951
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grof gebouwde vrouw dik wijf: ein dik wief (Borgharen) Hoe heet een dik en log vrouwmens (machochel, machoechel, of iets anders) ? [ZND 38 (1942)] III-1-1
groflinnen beenwindsel get: [mv.]  getters (Borgharen), puttee (eng.): poeties (Borgharen) Hoe noemt men de slobkous of lappenkous, door de arbeiders hier en daar bij vuil werk op het land gedragen? [DC 09 (1940)] || windsels, groflinnen lappen of ~ die bij koud of nat weer en bij vuil werk met linten of knopen om de broekspijpen worden gebonden [slophooze, beenslette, beenwagge, gette, slikbagge] [N 24 (1964)] III-1-3
grond waarop de boerderij staat goed: gōt (Borgharen), mestheem: mesǝm (Borgharen) Vaak zijn boerderijen op een natuurlijke lichte verhoging in het terrein gebouwd. Naast de meer algemene benamingen van de plek waarop het bedrijf ligt, vinden we dan ook enkele specifiek op die hoogte betrekking hebbende benamingen. Ze staan achter in het lemma bijeen. [N 5A, 74a; A 10, 1; monogr.] I-6
grond, aarde grond: gront (Borgharen) De algemene benaming. [S 1, 7, 11, 42; Wi 52; R III, 5, 6, 7, 8; L A1, 150; Vld.; N 18, add.; monogr.] I-8
grootmoeder grootmama: grutmamā (Borgharen), grootmoeder: groetmooder (Borgharen, ... ), grutmōdər (Borgharen), grutmōi̯ər (Borgharen), oudma: aammaa (Borgharen, ... ) grootmoeder [DC 05 (1937)] || grootmoeder; grootmoeder zit te breien; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
grootouders grootouders: grutau̯ərs (Borgharen) grootouders [DC 05 (1937)] III-2-2
grootte grootte: gruutte (Borgharen) grootte [SGV (1914)] III-4-4
grootvader ampa: aampaa (Borgharen), cf. WNT s.v. "amme - bij verkorting am  aampaa (Borgharen), grootpapa: grutpapā (Borgharen), grootvader: groetvaader (Borgharen), groetvader (Borgharen), grut˃vādər (Borgharen), grut˃vāi̯ər (Borgharen) grootvader [DC 05 (1937)] || grootvader; grootvader rookt een pijp; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
grootx groot: groet (Borgharen, ... ) groot [DC 03 (1934)] III-4-4
grote boerderij groot goed: grūt gōt (Borgharen), halving: hālfeŋ (Borgharen  [(middelgroot tot groot bedrijf)]  ), hof: hōf (Borgharen) Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6