e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgharen

Overzicht

Gevonden: 1951
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jongste knecht, manusje van alles werkknecht: wɛ̄rǝk[knecht] (Borgharen) Hulpje op de boerderij. In dit lemma is alleen datgene opgenomen wat nog niet in de lemma''s "knecht, algemeen" (1.3.12) of "koehoeder" (1.3.14) is behandeld. Vaak echter wordt de koejongen ook voor allerlei kleinere karweitjes op en om de boerderij ingezet. Onder klooier wordt een varkenshoeder verstaan. Een aanspender (afgeleid van ''aanspannen'') is een beginneling, die pas van school komt. Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht, algemeen" (1.3.12). [N M, 1c; monogr.] I-6
jood jood: joed (Borgharen, ... ) jood [SGV (1914)] III-3-1, III-3-3
judas judas: Judas (Borgharen) Judas [SGV (1914)] III-3-3
juffrouw juffer: joffer (Borgharen) juffer [SGV (1914)] III-3-1
jumper gestrikt jasje: gestjriek jeske (Borgharen), jumper: u"langgerekt  jumper (Borgharen) damestrui, kledingstuk zonder knopen [N 23 (1964)] || jumper, damesvest met mouwen en knopen [N 23 (1964)] III-1-3
jurk kleed: kleid (Borgharen) jurk, japon, kleed van een vrouw [pon] [N 24 (1964)] III-1-3
kaak kaak: kaak (Borgharen), kaaək (Borgharen) kaak [DC 02 (1932)] III-1-1
kaam kaam/kamen: kø̜̄m (Borgharen) Het wit gerimpeld of vlokkig vlies op wijn, bier, azijn, etc. dat wordt gevormd door een spruit- of gistzwam. [S 16; L 1 a-m; L 27, 53; monogr.] II-2
kaantjes krapjes: krèpkes (Borgharen) vetklonters die overblijven bij het smelten van runds- of varkensvet [N 06 (1960)] III-2-3
kaas kaas: kies (Borgharen) kaas [SGV (1914)] III-2-3